a
n
14 Februari 1950.
117
koen eens.
De heer Zegwaart is verheugd, dat ook burgemees-
ter en wethouders de bevrijdingsdag een uitermate
belangrijke dag vinden. Toch is spreker niet voldaan
over de reactie van de wethouder. Deze heeft n.l. zijn
suggestie beantwoord met een andere suggestie en wel,
om ook op andere plaatsen werkzaam te zijn dat de
5e Mei in het volk blijft voortleven. Los daarvan wil
spreker thans gaarne over zijn idee een uitspraak van
de raad hebben, waarom hij voorstelt deze post met
f 1000.te verhogen.
De heer Disselkoen, wethouder, zegt dat de heer
Zegwaart dus voorstelt met slechts vier dagen tussen-
ruimte, twee dagen feest te vieren.
De heer Zegwaart wijst er op, dat als men de zaak
zo laat, er niets tot stand komt. Om in sprekers ge-
dachtengang te komen moet er z.i. wat gebeuren.
De heer Reijnders is, in tegenstelling met de heer
Zegwaart, van mening, dat de bevrijdingsdag niet met
feesten moet worden herdacht. Het beste gedeelte van
ons volk heeft haar leven gelaten in de strijd tegen
boeven. Het moet niet zo zijn dat men eerst met een
somber gezicht gaat lopen en dan de vlag gaat uit-
steken. De suggestie van de wethouder acht spreker
beter dan de feestvierende suggestie van de heer Zeg-
waart. Wij herdenken op die dag de doden, die voor
onze vrijheid zijn gevallen.
De heer vaon der Limdcn vraagt of het mogelijk is
dat hier een tussenweg wordt bewandeld. Mogelijk dat
de gedachte van de heer Zegwaart door de commissie
Koninginnedag wordt bestudeerd en dat deze commissie
dan met voorstellen komt alsmede met een begroting,
waarna de raad zich alsnog kan uitspreken. Spreker is
het met de heer Reijnders eens, dat het herdenken van
de gevallenen op de bevrijdingsdag overwegend moet
zijn. Een feest geeft spoedig aanleiding tot uitspattingen
en dat wil spreker voorkomen.
De heer Verhoeven is het eens met de wethouder,
dat een tussenruimte van vier dagen voor twee feesten
te kort is, terwijl hij ook de gedachte van de heer