23 Februari 1950.
146
het geringe verschil dat er tussen beide kampen be-
staat, op de mogelijkheid van het houden van gedeelte-
lijk avond- en gedeeltelijk middagvergaderingen. Spre-
ker voelt het als een groot bezwaar, dat met een
middagvergadering een gehele middag is gemoeid, die
voor het werk verloren is, temeer waar spreker eerst
nog uit Amsterdam moet komen. Meerdere leden ver-
keren in dezelfde omstandigheden als spreker.
De Voorzitter wijst er nog op, dat het hier één mid-
dag in de maand betreft, terwijl er een meerderheid
voor vergaderen in de middag was.
De heer Verhoeven stelt hier tegenover, dat er ook
een aantal leden was, dat voor middag- of avond-
vergaderingen geen voorkeur had.
De heer Mr. Dr. van Bruggen wil de wens van de
heer Verhoeven steunen. Door het houden van middag-
vergaderingen komt spreker n.l. in conflict met zijn
plichten. Hij is n.l. lid van de Ziekenfondsraad, welke
ook onlangs besloot op de laatste Donderdag van de
maand te vergaderen. Deze keer zag spreker niet veel
bijzonders in de agenda van de vergadering van de Zie-
kenfondsraad. waarom hij aan deze vergadering de
voorkeur gaf, temeer omdat dit de eerste vergadering
is, die door de burgemeester wordt gepresideerd. De
geschetste situatie blijft echter bestaan, wa.rom spre-
ker avondvergaderingen van de raad prefereert. Hij zal
een nieuwe enquête toejuichen.
De Voorzitter zal de kwestie opnieuw in onderzoek
nemen en dan zien of er aanleiding bestaat des avonds
te vergaderen.
De heer Mr. Zeelenberg vraagt hoe de uitslag van
de gehouden enquête precies was.
De Voorzitter antwoordt, dat 10 leden voor middag-
en 9 leden voor avondvergaderingen waren. Bij ge-
ruchte heeft spreker vernomen, dat één lid, dat voor
avondvergaderingen heeft gestemd, inmiddels een ander
standpunt heeft ingenomen.
De heer Mr. Dr. van Bruggen zegt, dat hier tegen-
over staat, dat hij ook is omgezwaaid.