177
27 April 1950.
De heer Zegwaart zegt in de notulen gelezen te heb-
ben, dat door de heer Mr. Bakhuizen van den Brink
inlichtingen zijn verstrekt aan de heer Mr, Pliester.
Spreker vraagt of deze rechtstreeks zijn gegeven of dat
zij ter visie hebben gelegen.
Voorts wil spreker vernemen of deze inlichtingen
betrekking hadden op de gevraagde inlichting inzake
het inkomen van de ambtenaren uit nevenfuncties.
De heer Mr. Bakhuizen van den Brink, wethouder,
antwoordt ontkennend.
De heer Zegwaart is tijdens zijn ziekte herhaalde
malen geschrokken, veroorzaakt door het felle remmen
van auto's op de hoek Koediefslaan/Blekersvaartweg.
Spreker heeft al meer over deze gevaarlijke hoek ge-
sproken. Voor onbekenden met de situatie vormt zij als
het ware een fuik, een val. Spreker vraagt zich af of er
geen oplossing te vinden zal zijn waardoor het gevaar
daar minder wordt. Reeds eerder heeft hij de idee van
een verkeersspiegel geopperd. Beter zou zijn om het
op de hoek staande oude gebouw weg te breken. Zo-
lang dit echter niet kan gebeuren, lijkt hem een ver-
keersspiegel toch de aangewezen oplossing.
Verder is het spreker opgevallen, dat op de Binnen-
weg aan beide zijden auto's geparkeerd worden, terwijl
het verkeer zich daar tussen door moet wringen. Bij
bakkerij Franken is een bord waarop aangegeven, dat
het verboden is langer dan 15 minuten te parkeren.
Spreker heeft zich afgevraagd of het niet beter is het
parkeren slechts aan één kant van de weg, afwisselend,
toe te staan. Hij verzoekt de burgemeester dit eens te
willen bekijken.
De Voorzitter zegt in antwoord op de eerste vraag,
dat hij dit punt zal opnemen. Spreker zou voor de Bin-
nenweg b.v. een parkeerverbod kunnen uitvaardigen,
doch het lijkt hem beter deze zaak eens te bezien. Het
betreft hier een winkelstraat, waarbij men de mensen
ter wille moet zijn.
De heer Ir, Kooijmans meent, dat men met hoeken
niet moet overdrijven. Spreker beveelt aan om daar
voorzichtig te rijden. In Amsterdam b.v. bestaan ook
zoveel onoverzichtelijke hoeken, maar men dient nu