27
23 Mei 1950.
3e Afd.
HERZIENING VAN VERORDENINGEN IN
VERBAND MET ARTIKEL 11 VAN HET
BESLUIT BEZETTINGSMAATREGELEN.
Aan de Raad.
Op 1 Septeraber 1941 toen( tengevolge van de in-
werkingtreding van de 8ste verordening van de Rijks-
commissaris voor het bezette Nederlandse gebied, de
werkzaamheden van de gemeenteraad moesten blijven
rusten, werd de taak van de gemeenteraad overgenomen
door de burgemeester.
De tijdens de waarneming van deze taak door de
burgemeester vastgestelde verordeningen vervallen,
voorzover zij niet eerder werden ingetrokken of ver-
nietigd, op 1 December 1950 krachtens artikel 11 2de
lid van het besluit Bezettingsmaatregelen, zoals dit
thans luidt.
In de onderwerpen, die deze verordeningen behan-
delen, behoort tijdig opnieuw te worden voorzien.
Het tot stand komen van verordeningen, die aan
hogere goedkeuring zijn onderworpen, vordert meer-
malen geruime tijd, zodat er alle aanleiding bestaat
allereerst in de zuivering van deze soort verordeningen
te voorzien.
Wij stellen U voor:
a. de navolgende verordeningen vast te stellen:
le. Verordening tot heffing van opcenten op de
Grondbelasting.
2e. Verordening tot heffing van opcenten op de
Personele belasting,
3e. Verordening tot heffing van een hondenbelasting.
4e. Verordening tot heffing van rechten volgens de
besmettelijke ziektenwet.
5e. Verordening, regelende het vermenigvuldigings-
cijfer voor de Ondernemingsbelasting.
6e. Verordening tot wijziging van de verordening
tot heffing van een straatbelasting.