35
23 Mei 1950.
met de rekeningen, die door burgemeester en wethou-
ders worden verlangd.
Bij elke post in het kasboek wordt het nummer der
rekening van het grootboek vermeld.
Artikel 4.
Voor het doen -van betalingen worden aan de
ambtenaar voorschotten verstrekt.
Artikel 5.
Het bedrag, dat de ambtenaar hoogstens in kas mag
hebben, bedraagt vier duizend gulden.
Zodra de kas dit bedrag overschrijdt, behoort het
meerdere terstond te worden gestort ten kantore van
de gemeente-ontvanger.
Artikel 6.
De ambtenaar geeft aan burgemeester en wethouders,
de burgemeester, de gemeente-secretaris, de boekhoud-
kundige door de Raad aangewezen en aan Gedeputeerde
Staten of de door dit College aangewezen ambtenaren
alle verlangde inlichtingen omtrent de boekhouding en
inzage van de boeken en daarbij behorende bescheiden,
onverminderd het bepaalde bij artikel 124, 4de en 5de
lid der Gemeentewet.
Artikel 7.
De controle op het geldelijk beheer en de boekhou-
ding van de ambtenaar geschiedt door de boekhoud-
kundige, aangewezen door de Gemeenteraad, volgens
bestaande of nader vast te stellen regelen.
Artikel 8.
Onverminderd het bepaalde bij artikel 124 der Ge-
meentewet hebben burgemeester en wethouders de be-
voegdheid de opneming van kas en boeken te doen ge-
schieden door de in het vorig lid genoemde boekhoud-
kundige.
Deze opneming geschiedt minstens eenmaal in elk
kwartaal.
Artikel 9.
Onmiddellijk na afloop van het kalenderjaar zendt
de ambtenaar aan burgemeester en wethouders in vier-