12
1 Maart 1951
bestaande gemeentelijke subsidieregeling komen te
vervallen.
In de begroting is nog niet verwerkt de verhoging
van de huren van de gemeentewoningen met 15
omdat de inwerkingtreding der Huurwet ten tijde van
het samenstellen der begroting nog niet vaststond. Ook
is geen rekening gehouden met de komende wijziging
van de wet op de personele belasting. Wij oordelen het
daarom beter de gevolgen van deze beide maatregelen
in de raming voorlopig achterwege te laten.
De raming van de opbrengst van de opcenten op de
personele belasting hadden wij aanvankelijk gebaseerd
op een door de inspecteur der belastingen geraamde
hoofdsom van f 160.000.150 opcenten zouden dan
opbrengen f 240.000.Kort geleden is echter bekend
geworden, dat de werkelijke opbrengst over 1949/1950
bijna f 285.000.heeft bedragen. Voor de raming
1950/1951 en 1951/1952 dient er evenwel aan te worden
gedacht, dat de gemeente met ingang van het belas-
tingjaar 1950/1951 is ingedeeld in de 3e klasse, waar-
door de opbrengst lager wordt. Rekening houdende
zowel met de gevolgen van samenwoning, waardoor
de opbrengst lager wordt, als met de nieuwbouw,
menen wij, dat de opbrengst van 150 opcenten, voor
beide genoemde jaren veilig gesteld kan worden op
f 260.000.waarin dus de hiervoor bedoelde komende
wijziging niet is verwerkt. Bij de raming zijn wij van
laatstgenoemd cijfer uitgegaan.
Ten aanzien van de tarieven voor de bedrijven stel-
den wij bij de aanbieding van de begroting voor 1950
reeds in het vooruitzicht, dat wij ons nader zouden be-
raden over de vraag of bij het stroomtarief, evenals
bij het watertarief, de hoeveelheid stroom, welke tegen
een lagere prijs in rekening wordt gebracht, niet hoger
gesteld kan worden, naarmate het aantal gezinsleden
groter wordt.
Nadere overweging van dit punt geeft ons aanleiding
U voor te stellen aan gezinnen van 14 personen 300
kWh, van 5 en 6 personen 330 kWh en van 7 of meer
personen 360 kWh te verstrekken tegen 19 cent. Ad-
ministratief levert deze maatregel geen moeilijkheden