1 Maart 1951.
59
bekostigd. Daar staat tegenover, dat het niet uitgesloten
is, dat een subsidiëring van het kleuteronderwijs door
het Rijk tot stand komt. Hiervoor is in deze begroting
geen bedrag geraamd. Voorts bestaat er nog de on-
zekerheid van de financiële verhouding tussen Rijk en
gemeenten. Het is nog niet precies bekend, wat het
Rijk tegenover de gemeenten op dit punt voornemens is.
Daarbij valt op te merken, dat, zelfs al zou het Rijk
bereid zijn om tegemoet te komen aan de verlangens
van de gemeenten, dan nog het wel eens door de leegte
van de schatkist genoodzaakt zou kunnen zijn niet te
geven wat het de gemeenten gunt. Allemaal factoren,
die bij het begrotingsbeleid tot voorzichtigheid manen.
Het geeft spreker steun, dat van de zijde van de frac-
ties eenstemmigheid bestaat ten aanzien van het met
deze factoren rekening houdende financiële beleid.
Van de zijde van meerdere sprekers is aangedrongen
op beperking van de investering. Burgemeester en wet-
houders zullen uiterste voorzichtigheid ten aanzien van
de investering betrachten, al zal wel eens verschif van
mening kunnen bestaan over wat kan en niet kan.
Door de heren Mr. Zeelenberg en Mr. Dr. van Brug-
gen is waardering uitgesproken over het feit, dat deze
begroting op de realiteit is gebaseerd. Het zou inder-
daad niet onmogelijk zijn geweest het tekort van
30.000.door een andere groepering van de cijfers
b.v. flattering van inkomsten en deflattering van de uit-
gaven, uit de begroting weg te werken. Burgemeester
en wethouders hebben echter gemeend deze begroting
objectief te moeten opzetten en het normaliter daaroo
te verwachten tekort daarop ook te moeten laten uit-
komen. Spreker stelt het op prijs, dat over deze wijze
van handelen waarderend is gesproken. Spreker hoopt
intussen, dat het tekort nog zal meevallen.
Voorts is er door de heren Mr. Zeelenberg en Mr.
Dr. van Bruggen op aangedrongen niet belist nood-
zakelijke uitgaven met zorgvuldigheid achterwege te
laten en een zuinige politiek te voeren. Er zal wel eens
verschil van mening bestaan hoe dit practisch doorge-
voerd moet worden, maar het beginsel vindt bij burge-
meesters en wethouders volledige instemming.
Bij zijn uitvoerige beschouwingen heeft de heer Ver-
hoeven ook stilgestaan bij de positie van de ambtena-