25 April 1951.
154
mogelijk is? Spreker behoeft hier de noden van de mid-
denstand niet opnieuw te gaan bepleiten. Het is hem
bekend dat burgemeester en wethouders deze categorie
van medeburgers een warm hart toedragen en hij weet
ook dat ze, indien daarvoor mogelijkheden bestaan,
gaarne bereid zijn om haar zorgen, die vooral voor
de kleine middenstanders langzamerhand ondraaglijk
worden, mede te helpen verlichten.
Spreker zou gaarne in de volgende vergadering ant-
woord hebben.
De heer Reijnders zegt, dat door deze prijsverhoging
van de allerarmsten wederom een deel van hun week-
loon verdwijnt, dat toch zo bitter nodig is. Toch staat
spreker niet totaal afwijzend tegenover dit voorstel.
Het is nu eenmaal door de gestegen kolenprijzen een
bittere noodzaak dat de prijzen voor gas en electriciteit
worden verhoogd, waarbij wij dienaangaande niet op
een eiland kunnen blijven zitten. Wel geeft spreker de
raad in overweging goed te begrijpen, dat we nog op
een eiland leven ten aanzien van de opcenten op de
belastingen die hier beduidend lager zijn dan in andere
gemeenten. Spreker is blij en dankbaar dat het college
van burgemeester en wethouders een open oog heeft ge-
had voor de allerarmsten door de gasprijs slechts met 1
cent te verhogen tegen de electriciteitsprijs met 2 cent. Op
het gasverbruik kan n.l. door de minder gesitueerden
moeilijk bezuinigd worden, terwijl op het gebruik van
electriciteit door een ieder iets bezuinigd kan worden
door b.v. schemerlampen in plaats van met lampen van
100 watt uit te rusten met lampen van 50 watt.
De heer Mr. Pliester zegt in de begrotingsvergade-
ring de vraag gesteld te hebben, waarom de prijzen
voor gas en electriciteit in Heemstede nog niet ver-
hoogd waren. Het antwoord daarop van de wethouder
was voorlopig bevredigend. Nu heeft de regering goed-
gevonden, dat de prijzen voor gas en electriciteit rnet
1 cent verhoogd worden, terwijl nu door burgemeester
en wethouders wordt voorgesteld de prijs van electri-
citeit met 2 cent te verhogen. Dit is spreker niet dui-
delijk.
De heer Mr. Zeelenberg zegt, dat uit deze verdrietige
zaak blijkt, dat ons ruilmiddel minder waard is dan