25 April 1951. 158
inzake prijsverhoging van artikelen, blijven voor de
gemeente-bedrijven buiten toepassing.
De heer Verhoeven zegt zo juist geïnterrumpeerd te
hebben met de bedoeling de heer Kamerbeek vlug een
cijfer te geven. Om dat te bereiken hield spreker geen
rekening met de door de heer Disselkoen geproduceer-
de cijfers. Spreker vergelijkt tarieven voor gas en elec-
triciteit met tramtarieven. Ook daar is niet te voren
bekend welke invloed een verhoging der tarieven op
het reizigersvervoer zal hebben, zomin als hier de in-
vloed bekend is van een verhoging der tarieven op het
verbruik. Hanteerbare cijfers zijn in de voorgelegde be-
grotingswijziging te vinden. Hieruit blijkt, dat
f 34.000.meer zou moeten worden betaald, indien
hetzelfde kwantum wordt afgenomen en dezelfde maxi-
male belasting voorkomt. Vermeerderd met de bezui-
niging op de straatverlichting vormt dat een bedrag
van f 50.000.Spreker was van mening, dat de heer
Kamerbeek het beste met zo'n getal gediend was.
De heer Kamerbeek zegt, dat vast staat, dat de kost-
prijs gegeven kan worden na verhoging van de kolen-
prijs. Spreker kan geen rekening houden met wat de
wethouder zegt over allerlei andere invloeden op de
kostprijs, omdat daarop in de betreffende circulaire
niet is gewezen. Z.i.'kan een kostprijs gecalculeerd
worden zonder rekening te houden met al deze in-
vloeden.
In het raadsvoorstel staat uitdrukkelijk, dat met in-
gang van 1 April de kolenprijzen zeer aanzienlijk zijn
gestegen. Hier wordt uitsluitend van de kolenprijs ge-
sproken. Dit is dus de basis. Nu die toelichting mon-
deling wordt aangevuld, worden er allerlei andere
factoren bij genoemd. Spreker kan zich niet verenigen
met de wethouder als deze zegt, dat de bijkomende
factoren zo onzeker zijn, dat hij geen kans ziet een
exacte kostprijs te maken. Men moet kunnen zeggen
wat het aan de gemeente kost als de tarieven niet ver-
hoogd worden en wat de uitkomsten zijn als ze wel
verhoogd worden. Men speelt dan quitte of houdt over.
De Voorzitter wijst er op, dat uit de begrotingswijzi-
ging blijkt, dat in de begroting 1951 voor de stroom
werd gerekend met een gemiddelde kolenprijs van