31 Mei 1951.
182
lijke argumenten kan men nu niet anders doen dan de oude toestand
herstellen. Spreker zou zelfs verder willen gaan dan de heer Disselkoen,
doch hij kan met de voorgestelde tussenvorm om met de geuite wens
rekening te houden, accoord gaan. De voorgestelde vorm is verreweg de
beste, ook al zou zij een staatsrechterlijk monstrum worden.
De heer Mr. Zeelenberg zegt, dat de heer Verhoeveni van mening is,
dat er van de voorzitter van een stichtingsbestuur geen invloed behoeft
uit te gaan, maar wanneer de heer Zegwaart zegt, dat het bekende geval
van de tarieven voor luxe baden zich niet zou hebben voorgedaan als een
wethouder voorzitter was geweest, dan blijkt daaruit, dat die spreker
wel invloed aan de wethouder-voorzitter toekent. Hier klopt iets niet,
De heer Zegwaart is in de historie van het ontstaan der stichtingen
teruggegaan. Deze historie lijkt spreker niet helemaal juist weergegeven.
Als spreker er niet bij geweest is, spreekt hij niet zo positief als de heer
Zegwaart deed. Voorheen werden er van overheidswege tal van stichtin-
gen opgericht. Men zie naar het Landbouw Crisisfonds. Waarom/ werd
dat gedaan? Omdat men zelfstandige instituten wilde hebben en daar-
voor niet de N.V.-vorm wilde kiezen als zijnde te ingewikkeld, terwijl zij
bij bepaalde bevolkingsgroepen de indruk vestigt van het streven naar
winst. De stichtingsvorm werd dus niet gekozen omdat men bang was
voor staatssocialisme. Hier zit een gedachtenfout. Het sociale element
is niet het monopolie van degenen die staatssocialisme voorstaan. Ook
in het liberale kamp zijn er wel die sociaal voelen,
Aangezien spreker niet duidelijk gemaakt is wat de figuur van wet-
houder-voorzitter voor invloed op de gang van zaken krijgt, ziet hij geen
aanleiding om overstag te gaan.
De Voorzitter meent, dat beide standpunten nu door de raad voldoende
naar voren zijn gebracht.
In de nota, die is opgesteld, hebben burgemeester en wethouders de
voorzorg genomen geen partij te kiezen. Zij hebben alleen de gelegenheid
willen openstellen om de afgebroken draad weer op te nemen. Daarom is
door het college geen voorstel gedaan ais nu is gebeurd door de heer
Disselkoen. Burgemeester en wethouders wisten niet,' dat de heer Dissel-
koen met een voorstel zou komen. Men kan om de brei heen lopen.
De heer Disselkoen zegt, dat het niet de bedoeling is iemand uit het
college te delegeren, doch uitsluitend een voorzitterschap van een lid van
het college als personele unie te beogen. Het gaat er echter om, meer
invloed in het stichtingsbestuur te krijgen. De invloed van burgemeester
en wethouders is evenwel voldoende gewaarborgd op financieel gebied.
Dat het bestuur door burgemeester en wethouders wordt benoemd, biedt
ook voldoende waarborg. Het pijnlijke moment, dat de wethouder een
vraag uit de raad over de prijzen van luxe baden niet kon beantwoorden,
ligt aan de wethouder zelf. Er kunnen nu eenmaal altijd vragen gesteld
worden, die niet dadelijk beantwoord kunnen worden. Het is een goede
gewoonte om de bij de rondvraag te stellen vragen tevoren ter kennis
van het college te brengen. Indien de te stellen vraag indertijd tevoren
was ingediend en de wethouder had zich tot de betrokken ambtenaar
gewend, dan zou de wethouder haar wel hebben kunnen beantwoorden.
De voorstanders, de heren Disselkoen en Verhoeven, willen meer in-
vloed in het bestuur. Practisch zal de wethouder-voorzitter aangezien
worden als een dwarskijker.. Het bestuur moet niet een verlengstuk van
het gemeentebestuur worden. De leden van het stichtingsbestuur moeten
volwaardig lid zijn en geen rekening behoeven te houden met een wet-
houder-voorzitter. Bovendien wordt het stichtingsbestuur door burge-
meester en wethouders benoemd. De heer Reijnders vraagt hoe het be-
staande hiaat gekomen is. Toen in 1939 Dr. Droog als wethouder aftrad,
is hij tot 1941 voorzitter gebleven. Het is dus nu geen uitzonderings-