31 Mei 1951.
190
c. besluit model D no. 5 tot wijziging van de gemeente-begroting
1951, aangevende voor de gewone dienst in inkomsten een vermeerdering
van 3919.40 en vermindering van f 68.75 en in uitgaven een vermeer-
dering van /12.068.15 en vermindering van 8217.50;
d. le wijziging van de begroting van het gemeentelijk gasbedrijf over
1950, aangevende in inkomsten en uitgaven een vermeerdering van
135.730.—;
e. le wijziging van de begroting van het gemeentelijk duinwater-
bedrijf over 1950, aangevende in inkomsten een vermeerdering van
3500.en in uitgaven een vermeerdering van 6032.en verminde-
ring van 2532.
f. le wijziging van de begroting van het gemeentelijk electrieiteits-
bedrijf over 1950, aangevende in inkomsten een vermeerdering van
27.844.- en in uitgaven een vermeerdering van 29.277.en vermin-
dering van 1433.
g. le wijziging van de begroting van het bedrijf voor openbare werken
over 1950, aangevende voor de gewone dienst in inkomsten een vermeer-
dering van 137.074.72 en in uitgaven een vermeerdering van 142.734.72
en vermindering van 5.660.
h. le wijziging van de begroting van de gemeente-reinigingsdienst
over 1950, aangevende voor de gewone dienst in inkomsten een vermeer-
dering van 9.255.— en in uitgaven een vermeerdering van 10.460.en
vermindering van 1205.en voor de kapitaaldienst in inkomsten en
uitgaven een vermeerdering van 3000.
i. le wijziging van de begroting voor het grondbedrijf voor 1950, aan-
gevende voor de gewone dienst in inkomsten een vermeerdering van
3466.en in uitgaven een vermeerdering van 3467.en vermindering
van 1.en voor de kapitaaldienst in inkomsten een vermeerdering van
386.646.18 en in uitgaven een vermeerdering van 423.146.18 en ver-
mindering van 36.500.
De Voorzitter deelt mede, dat de financiële commissie zich met deze
ontwerp-besluiten kan verenigen.
De bovengenoemde besluiten worden zonder hoofdelijke stemming
vastgesteld.
XI. RONDVRAAG.
De heer Ir. Kooijmans wijst er op, dat in het Zuiden van het land
pokken zijn voorgekomen. In de Tweede Kamer is de aandacht van de
Minister er op gevestigd, dat verschillende gemeenten zich niet houden
aan de Inentingswet. Spreker zegt, dat volgens deze wet de burgemeester
verplicht is ouders wier baby boven 4 maanden is geworden, bericht te
zenden inzake de wenselijkheid van inenting. Indien ouders bezwaar tegen
inenting hebben, dienen zij daarvan aan de burgemeester kennis te geven.
De weigerachtige ouders worden dan door de gemeente-arts uitgenodigd tot
een bespreking van hun bezwaren. Spreker vraagt of aan een en ander
hier de hand gehouden wordt.
De Voorzitter antwoordt, dat de Inentingswet hier wordt toegepast.
Spreker heeft nog niet meegemaakt, dat door ouders bezwaren tegen
Inenting van hun kinderen zijn gemaakt. Hij zal dit nog eens onder-
zoeken.
De heer Ir. Kooymans zegt, dat hij dus mag aannemen dat alle kinde-
ren worden ingeënt.
De Voorzitter zai de heer Ir. Kooijmans in de volgende raad een defini-
tief antwoord geven.