177
31 Mei 1951.
echter alleen om, dat voor de toekomst wordt vastgelegd, dat het ge-
meentebestuur rechtstreeks invloed op het beheer van de gemeente-
eigendommen kan uitoefenen. De besturen blijven daarbij vrij in hun wijze
van beheer. De figuur kan hierbij echter vermeden worden, dat uit
discussies in de raad blijkt, dat het gemeentebestuur niet op de 'hoogte is
van details van het beleid. Dit kan een gemeentebestuur niet dulden.
Afgezien van het feit, dat onder het beheer van de stichtingsbesturen
staande objecten verlies opleveren, acht spreker het zakelijk gezien juist,
dat de gemeente zeif inzake de exploitatie van sportparken, zwemvijvers
en badhuis iets te vertellen heeft.
De heer Disselkoen, wethouder, zegt, dat het niet de gewoonte is, dat
van de tafel van burgemeester en wethouders twee verschillende meningen
worden verkondigd. Dit moet nu echter wel, omdat het college in twee
gelijke delen is uiteengevallen. In de twintig jaar dat spreker deel uit-
maakt van deze raad, heeft hij nog nooit een discussie meegemaakt met
zoveel verwarring, zoveel misverstanden en dus zoveel misvattingen als
deze. Spreker wil dan ook beginnen met allereerst te trachten de mis-
verstanden te elimineren.
Spreker zou allereerst het misverstand van één lid willen wegnemen
dat begrepen heeft, dat met het benoemen van een lid van het college
tot voorzitter van een stichtingsbestuur, de burgemeester daarvoor niet
in aanmerking zou komen. Hier is natuurlijk geen sprake van. De burge-
meester en de wethouders staan te dien aanzien volkomen gelijk en zijn
gelijkgerechtigd.
Een tweede misverstand is, dat een lid van het college zou optreden
als gedelegeerde in de stichtingsbesturen. Ook hier is geen sprake ,van.
Het betrokken lid van het college zal geen opdrachten of richtlijnen mee
krijgen, maar een geheel eigen verantwoordelijkheid behouden jegens bur-
gemeester en wethouders en de raad. Slechts bij woningverenigingen
bestaat in onze gemeente de figuur van een gedelegeerde van burge-
meester en wethouders, welke functie door een hoofdambtenaar wordt
vervuld, die handelt naar bepaalde richtlijnen en opdrachten. Zoals er
reeds door de heer Verhoeven op werd gewezen, is deze discussie niet
gericht tegen bepaalde personen, maar is het de bedoeling de te nemen
maatregelen eerst van kracht te doen worden na eventuele natuurlijke
vacatures, zoals door overlijden, vertrek, enz.
Door de heer Reijnders is er reeds de aandacht op gevestigd, dat de
vermelding in de nota, dat volgens één der leden het stichtingsbestuur
onder het directe toezicht van burgemeester en wethouders diende te
komen, volkomen fout is. Het stichtingsbestuur dient te zijn een zelf-
standig bestuur, gebonden door begroting en uitspraken van de raad. Als
een lid van het college voorzitter is, dan is hij normaal voorzitter en wil
dat niet zeggen, dat hij toeziende voogd van het bestuur zal moeten zijn.
Bij de vorige bespreking van deze kwestie, werd door een der leden
de idee geopperd om bij het behandelen van financiële kwesties in de
stichtingsbesturen, een lid van het college toegang tot de vergadering
van de besturen te verlenen. Wel is het college van burgemeester en wet-
houders in deze zaak uiteengevallen, maar dit is een figuur die alle
leden zeker niet willen. Spreker ziet het al dat als een stichtingsbestuur
vergadert, een lid van het college eerst moet anti-chambreren tot het
financiële punt aan de orde is, dan b.v. om kwart voor negen ter ver-
gadering wordt toegelaten en om tien over negen weer moet verdwijnen
en dat nota bene bij het beheer van een eigen gemeentelijke instelling.
De financiële kwesties zijn- bovendien niet de belangrijkste. Deze zijn
begrensd door begroting en rekening waarop contrôle is. Het gaat alleen
over kwesties van algemeen beleid en vooral dagelijks beleid.
Met verbazing heeft spreker als argument gelezen, dat eompetente