31 Mei 1951.
178
burgers een kans moeten krijgen om hun krachten in dienst van de
gemeenschap te stellen. Dit is een fraaie formulering van een uitnemende
gedachte, maar verderZouden de leden van het college niet tot deze
competente burgers behoren? Zouden zij niet bereid zijn ook in niet
gehonoreerde functies hun krachten aan de gemeenschap te geven? Het
stichtingsbestuur bestaat uit 9 leden. Waar het hier gaat over eén voor-
zitter en deze zou behoren tot de groep van incompetente en baatzuchtige
lieden, dan blijven er toch nog 8 competente leden uit de burgerij over.
Dit raakt dus het fraaie principe geenszins.
Verder leest spreker in de nota van burgemeester en wethouders, dat
gewaakt moet worden tegen de neiging om alles in de gemeente te iaten
voorzitten door voorzitters, die dat ambtshalve zijn. Dat ,,alles" is koste-
lijk. Het gaat n.l. niet over alle instellingen en verenigingen, die aan het
particulier initiatief zijn ontsproten. Het gaat zelfs niet over verenigingen
die zwaar gesubsidieerd worden of geheel drijven op gemeentelijke sub-
sidies. Het gaat hier alleen over enkele instellingen, die niet zijn opge-
bloeid uit het particulier initiatief, maar geheel zijn ontsproten aan het
gemeentelijk initiatief, geheel zijn opgezet met gemeentegeld en geheel
worden geëxploiteerd met gemeentegeld,
Nu deze kwestie ontdaan is van aile franje, wil spreker nog even haar
geschiedenis nagaan.
Sinds jaar en dag en van de aanvang der stichting van de zwemvijvers,
badhuis en sportparken af, was het regel, dat enerzijds een aantal com-
petente burgers in het beheer werden betrokken en anderzijds een lid
van het college van burgemeester en wethouders met het voorzitterschap
was belast. In 1939, toen Dr. Droog als wethouder aftrad, is hem het
voorzitterschap van de stichting voor de zwemvijvers gelaten. Dit was
begrijpelijk, want hij was de geestelijke vader van de zwemvijvers. Spre-
ker kan zich voorstellen, dat men toenterijtd zei ,,laat hem ook Verder
hierover vaderen". Dit werd echter een figuur, die in de praktijk slecht
voldeed. Toen Dr. Droog 2 jaar later overleed, schreef het bestuur der
stichting aan burgemeester en wethouders, dat het in het belang van de
gemeente en de stichting beide was, als een der leden van het college
van burgemeester en wethouders voorzitter werd. Terecht is toen de
nieuwe wethouder tot voorzitter benoemd. In 1946 is de oude fout helaas
gedoubleerd. Maar reeds bij de vacature van Jhr. van de Poll, als voor-
zitter van de sportparken, werd zij geredresseerd, want toen de burge-
meester tot voorzitter van de sportparken werd benoemd, werd tevens
de portefeuille voor de sportzaken aan hem overgedragen, omdat men
toen inzag dat deze combinatie gewenst is. Dat moet in de toekomst ook
de algemene gedragslijn zijn. Spreker gelooft, dat het duidelijk zal zijn,
dat de heer van Lent en hij geen behoefte hebben aan meer functies en
dus meer vergaderingen, maar dat alleen behoefte bestaat aan verhou-
dingen, die gebleken zijn de beste te zijn. Het is niet de bedoeling, dat het
lid van het college als gedelegeerde of pottekijker optreedt. Een personele
unie tussen het dagelijks bestuur van de gemeente en deze stichtings-
besturen zal de beste waarborg zijn voor de best mogelijke behartiging
van de belangen van gemeente en gemeentelijke objecten, beide.
Spreker doet hierna de suggestie van de volgende uitspraak:
,,De Raad is van oordeel, dat een personele band tussen het Dagelijks
Bestuur van de gemeente en de besturen der gemeentelijke sportparken
en zwemvijvers gewenst is en verzoekt het college van burgemeester en
wethouders, bij de vervulling van vacatures in de toekomst, met deze
opvatting rekening te willen houden".
Dit is, aldus spreker, geen bindende uitspraak, want de benoeming van
bestuursleden behoort tot de competentie van burgemeester en wethou-
ders. Doel van deze suggestie is niet om nu een vacature te doen ontstaan,
maar alleen dat wie na deze uitspraak benoemd wordt, omdat door zijn