210
5 Juli 1951.
3.383.365.62, terwijl de vaste leningschuld taijna 5.000.000.bedraagt
en de vlottende schuld bijna f 3.000.000.
De klare taal dezer cijfers illustreert wel treffencj de enorme toe-
neming van de gemeentelijke bemoeiingen, waartoe de nieuwe Gemeente-
wet de mogelijkheid bood, waarvoor wij niet dankbaar genoeg kunnen
zijn.
Tot slot zij het mij vergund u enkele bijzondere feiten, die in de
notulen van dat jaar zijn opgetekend, ter kennis ta brengen, die een
bijzonder licht werpen op de verhoudingen en toestanden van die tijd.
Allereerst moge ik u dan iets mededelen over de toestand, waarin het
onderwijs in die dagen verkeerde. In 1851 besloot de raad tot algehele
reorganisatie van de dorpsschool. De reden hiervan was gelegen in het
feit, dat de hoofdonderwijzer wegens zijn hoge jaren voor zijn betrek-
king totaal ongeschikt was. De raad der gemeente Heemstede had reeds
in een vorige vergadering menen te moeten ingrijpen en had aan deze
seniele hoofdonderwijzer een hulponderwijzer toegevoegd. Evenwel, lezen
wij uit de notulen, voldeed deze maatregel in genen dele, omdat ,,daar-
door twee machten aan het hoofd der school zijn geplaatst, waarvan de
één aan de ander niet ondergeschikt is, hetgeen tot gedurige botsingen
en wederzijdse klachten aanleiding geeft, dat hieraan niet is tegemoet
te komen door vervanging van den hulponderwijzer daar het in den aard
der zaak en niet in den persoon ligt, dat hij die alle werkzaamheden
doet in facto aan het hoofd der school staat zich niet ondergeschikt kan
gevoelen aan hem die hoewei jure hoofd, alleen het schrijven onderwijst,
dat het bovendien vanzelf spreekt dat iemand in een zoo dubbelzinnige
positie geplaatst, niet met dien ijver zijn plicht zal vervullen, als wan-
neer hij zelf hoofd der school, al de eer van de vorming zijner leerlingen
zou hebben, waarbij nog komt de onbillijkheid, dat de hulponderwijzer
bijna al het werk verricht en de hoofdonderwijzer de voordeelen geniet.
Op grond van deze deliberatiën meende de raad aan dezen hoofdonder-
wijzer met toekenning van een pensioen van f 400.'s jaars, ongevraagd
eervol ontslag te verlenen. 5 Maart 1851 maakten Ged. Staten bezwaar
tegen dit ontslag, daar genoemd college de overtuiging koesterde, dat
de bestaande wettelijke bepalingen niet toelaten, dat de raad een onder-
wijzer tegen diens wil ontslaat."
Gelukkig bereikt in de vergadering van 26 Juli 1851 de raad het be-
richt, dat de minister van binnenlandse zaken geen bezwaar meer zal
maken.
In de vergadering van 1 September 1851 wordt daarop vastgesteld het
reglement van de dorpsschool voor het l.o., een zeer lezenswaardig en
wonderlijk product. O.a. bepaalt art. 9, dat de onderwijzer generlei
inkomen geniet uit de gemeentekas. Ouders of voogden zullen evenwel
aan schoolgeld betalen voor de laagste klassen /2.60 per jaar, voor de
middelste klassen 5.20 en voor de hoogste klassen 7.80 en dan staat
er laconiek: deze gelden zulllen geheel ten voordele van de onderwijzer
komen.
Schoolbehoeften, zoals boeken, papier, pennen, inkt, enz. moeten even-
wel door de onderwijzer worden verschaft en betaald, waarvoor door
ieder der schoolgaande kinderen hem een klein bedrag ter dekking der
onkosten verschuldigd is.
Art. 12 verplicht de onderwijzer een ondermeester aan te stellen, door
hem te betalen, zodra de school meer dan 100 kinderen bevat.
In de vergadering van 13 October deelt de burgemeester mede, dat
zich 25 sollicitanten hebben doen inschrijven voor het vergelijkend
examen van onderwijzer en hij stelt de raad voor dit examen te houdea
ten raadhuize op Donderdag en Vrijdag 16 en 17 October, telkens des
morgens ten 10 ure in een openbare raadsvergadering. In de raadsver-
gadering van 16 October blijken slechts 16 sollicitanten aanwezig. Na