26 Juli 1951.
224
Het gestelde in de 3e aiinea van artikel 7 noemt spreker een elastieke
bepaling, die men ten goede of ten kwade kan toepassen. Met een derge-
lijke bepaling kan men er altijd onderuit als de raad deze bevoegdheid uit
handen geeft. Spreker stelt daarom voor de 3e alinea van art. 7 als volgt
te lezen: „In bijzondere gevallen kan door het bestuur, met goedvinden
van burgemeester en wethouders met een kortere tijd van inwoning in de
gemeente Heemstede genoegen worden genomen.
Spreker stelt verder voor artikel 8 zodanig aan te vullen, dat deze
richtlijnen de goedkeuring van de raad behoeven, omdat, zoals de redactie
nu luidt, burgemeester en wethouders noch de raad daarin iets te zeggen
hebben. Daartoe stelt hij de volgende redactie voor: „De door het bestuur
nodig geachte richtlijnen behoeven de goedkeuring van de raad".
De heer Kamerbeek komt ter vergadering.
De heer van Houten merkt, naar aanleiding van het gesprokene door
de heer Zegwaart op, dat het zeen gevaarlijk is bij deze materie het
politieke eiement in het geding te brengen. Men moet zich hierbij op een
volkomen neutraal standpunt stellen.
De heer van der Linden kan zich aansluiten bij de waarderlng, die ten
aanzien van dit voorstel is uitgesproken. Ook spreker heeft bezwaren
tegen het uit handen geven van de bevoegdheden in deze materie aan het
college van burgemeester en wethouders of aan het stichtingsbestuur.
Spreker zal de beantwoording van de naar voren gebrachte bezwaren
door de wethouder afwachten en zijn standpunt dan nader bepalen.
De heer Disselkoen, wethouder, spreekt zijn voldoening uit over de
waarderende ontvangst van dit voorstel door de raad, waarbij slechts op
ondergeschikte punten bezwaren zijn gemaakt.
Spreker wil beginnen met de heer Mr. Dr. van Bruggen te bevestigen,
dat het de bedoeling van burgemeester en wethouders is, om de studie-
toelage van jaar tot jaar toe te kennen en niet voor de gehele studie-
periode in eens. In Den Haag b.v., waar ook van gemeentewege studie-
toelagen worden toegekend, worden deze in eens voor de gehele studieduur
vastgesteld. Hierbij kan natuurlijk een bepaling, dat het college het recht
heeft de studietoelage in te trekken, niet gemist worden. Dat is logisch,
omdat tijdens de studieperiode de geschiktheid voor de studie kan blijken
niet meer te bestaan of kunnen er zich karakterwijzigingen of andere
omstandigheden voordoen, die het doen voortbestaan van de studietoelage
niet wettigen. Burgemeester en wethouders achten de Haagse vorm niet
verkieselijk. Zij vinden het prettiger de studietoelage van jaar tot jaar te
bepalen. Het spreekt echter vanzelf, dat bij het stichtingsbestuur de ge-
neigdheid zal bestaan, de eens geaccepteerde candidaten zoveel mogelijk
in de gelegenheid te stellei> de opgenomen studie af te maken. Bij de
toekenning van een toelage zal er uiteraard niet alleen met de behaalde
resultaten op de vorige onderwijsinrichting rekening worden gehouden,
maar ook bij de verdere studie op de vorderingen dienen te worden gelet.
Spreker kan de heer Mr. Dr. van Bruggen op dit punt dan ook volkomen
geruststellen.
Op de tweede vraag van de heer Mr. Dr. van Bruggen kan spreker
eveneens een geruststellend antwoord geven. Het opdelen van de beschik-
baar te stellen subsidie aan minder goede candidaten, omdat in een be-
paald jaar beste candidaten ontbreken, ligt niet in de bedoeling van
burgemeester en wethouders. Er zullen normen gesteld worden, waardoor
bereikt zal worden, dat de toelage te allen tijde ten goede komt aan can-
didaten die de toelage waard zijn. Als in een bepaald jaar niet het gehele
toegekende subsidie behoeft te worden uitgegeven, dan kan dat in zekere
zin alleen maar tot verheugenis stemmen, omdat het wel eens wenselijk
zal blijken te zijn, dat een z.g.n. stootkussen wordt gevormd voor de jaren