225 26 Juli 1951. dat de uitgaven van het fonds meer bedragen dan het daaraan toe te kennen jaarlijks subsidie. Mede met deze mogelijkheid voor ogen, is nog voor dit jaar een subsidie van 4000.gevraagd, ondanks dat verwacht mag worden, dat geen beurzen tot dit totaal bedrag zullen worden toe- gekend. Ten aanzien van het gesprokene over het uitoefenen van de aan dit onderwerp verbonden bevoegdheden door burgemeester en wethouders of de raad, merkt spreker op, dat over deze belangrijke zaak al meermalen in de raad van gedachten gewisseld is. Spreker wil er dan op wijzen, dat er tussen burgemeester en wethouders en de raad geen principieel verschil bestaat. De raad delegeert van zijn bevoegdheden niet meer dan hij zelf wil. Maar de taak van de raad is de gemeente te regeren. Binnen de grenzen door de raad te stellen, zijn burgemeester en wethouders echter belast met het dagelijks bestuur. Zo ook geldt voor dit besluit, dat burgemeester en wethouders de uitvoering hebben, naar richtlijnen door de raad te stellen. Als het voorstel van burgemeester en wethouders wordt aanvaard, dan zijn zij over dit onderwerp te allen tijde interpellabel. Als zij het besluit niet uitvoeren in overeenstemming met de richtlijnen van de raad, kunnen zij door de raad ter verantwoording worden geroepen. Bovendien wordt bij de begroting ieder jaar een subsidie aangevraagd, zodat de raad ook dan gelegenheid heeft met burgemeester en wethouders over de beurzen van gedachten te wisselen. Door de heer Zegwaart is gezegd, dat hij accoord gaat met het ambts- halve voorzitter zijn in het stichtingsbestuur van de wethouder van onderwijs, waarbij hij echter moeilijkheden voorziet indien de tegenwoor- dige functionaris eventueel niet zou worden herbenoemd. Spreker wil er op wijzen, dat indien een zittende wethouder als voorzitter verdwijnt, de overige leden der commissie toch niet verdwijnen. De gestes van een bestuur zijn niet alleen afhankelijk van de voorzitter. De opmerking van de heer Zegwaart als zouden de intellectuelen hun kring gesloten houden, wil spreker, gezien over de gehele wereld, niet volledig tegenspreken. In de Heemsteedse raad kan men echter het ge- lukkige verschijnsel zien, dat twee sprekers over dit onderwerp, zelf intellectuelen en academici zijnde, het beginsel om ook jongelui uit andere kringen in de gelegenheid te stellen aan universiteiten te studeren, toe- juichen. Dat juist zij zich zo waarderend over het voorstel van burge- meester en wethouders uitlieten, verheugt spreker zeer.. Dit feit moet de heer Zegwaart de overtuiging schenken, dat hier in ieder geval een gun- stige uitzondering bestaat op de door hem geponeerde stelling. Eigenaardig is het, dat de heer Zegwaart bij zijn pleidooi om het be- noemingsrecht van het bestuur aan de raad te houden, een tegenoverge- steld uitgangspunt heeft als anderen, die bij de voorbesprekingen hetzelfde doel beoogden. Als spreker een vrije weergave van de woorden van de heer Zegwaart mag geven, dan meent hij, dat de heer Zegwaart bedoelt, dat hij alle bevoegdheid aan de raad wil houden om te zorgen, dat er in deze zaak een democratische wind blijft waaien, daarbij vrezende, dat deze in het college van burgemeester en wethouders niet waait. Bij de genoemde voorbesprekingen werd echter de vrees tot uitdrukking gebracht, dat er in het college van burgemeester en wethouders een teveel aan democratische wind waait, op welke gronden ook bepleit werd de bevoegd- heden aan de raad te houden. De uitersten raken hier elkaar. Waar de heer Zegwaart niet weet wat de volgende raad ten aanzien van deze zaak zal doen, wijst spreker er op, dat een volk de regering heeft die het verdient. De raad heeft het college van burgemeester en wethouders die hij zelf kiest. Als er geen democratische wind in een later college van burgemeester en wethouders waait, dan is dat de schuld van de raad. Wij kunnen ons nu eenmaal niet verzekeren van een continuering van het huidige beleid voor de toekomst, indien de bevolking dat beleid

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1951 | | pagina 6