227
26 Juli 1951.
meente moet zijn om voor een studiebeurs in aanmerking te kunnen
komen. Spreker wijst er dan op, dat het toekennen van een studiebeurs
op verschillende overwegingen kan geschieden. Allereerst kan dit op grond
van wetenschappelijke overwegingen. Dit is een taak van het Rijk. Indien
de gemeente tot het verlenen van studiebeurzen overgaat, overweegt het
sociale element, omdat beoogd wordt voor min-vermogende begaafde
jonge mensen de mogelijkheid van verdere studie te scheppen. Hierbij
komt voorts plaatselijk de burgerzin tot uiting. Indien het mogelijk ge-
weest was om honderd jaar geleden een dergelijke regeling als nu voor-
gesteld, in de raad te behandelen, dan twijfelt spreker er niet aan of zij
zou zich beperkt hebben tot de geboren Heemstedenaren. Onder de tegen-
woordige omstandigheden gaat dat niet meer aan. Bekijkt men de be-
volkingsstatistieken dan blijkt, dat slechts gedeelte van de inwoners
in Heemstede is geboren en dat gedeelte zogenaamd import is. In de
bepaling van 5 jaar moet men dan ook een overblijfsel zien van het streven
om de plaatselijke burgerzin gestalte te geven. Echter zou een star vast-
houden aan deze bepaling tot onbillijkheden aanleiding kunnen geven. Zo
zou het geval zich kunnen voordoen, dat van een oude Heemsteedse
familie de ouders zijn overleden, waardoor een zoon noodgedwongen een
paar jaar buiten Heemstede moest gaan wonen, Na terugkomst in Heem-
stede is het billijk, dat dan van de termijn van 5 jaar kan worden afge-
weken.
Het verheugt spreker, dat er van verschillende kanten sympathie met
dit voorstel is geuit. Hieruit blijkt de bereidheid van de raad om jonge
mensen bij hun studie te steunen. Het is een kleine bescheiden bijdrage in
het bouwen aan de toekomst van ons volk. Het stemt tot voldoening, dat
er uit de raad geen enkel bezwaar is gemaakt tegen het niet in de regeling
neerleggen van een verplichting tot het later teruggeven van de verleende
gelden. Indien de terugbetaling van de studiegelden wel zou moeten plaats
vinden, zou dit de verdere ontplooiing van de afgestudeerden in de weg
kunnen staan. Dat de raad genoegen neemt met een morele verplichting
tot terugbetaling, noemt spreker een uiting van vertrouwen van de raad
in deze jonge mensen, een houding die door burgemeester en wethouders
buitengewoon wordt geappreeieerd.
De heer Reijnders is door het pleidooi van de wethouder niet bekeerd,
Indien de wethouder het amendement van de heer Mr. Dr. van Bruggen
overneemt, zal spreker gaarne nadrukkelijk zien aangetekend, dat hij
tegen deze wijziging is. Dit zal hem niet verhinderen vöör de voordracht
te stemmen.
De heer Kamerbeek was tot zijn spijt verhinderd in de vergadering van
de onderwijs-commissie aanwezig te zijn.
Spreker heeft in de statuten geen artikel aangetroffen, dat de moge-
lijkheid schept om bepaalde redenen voor korter of langere duur de studie-
toelage in te trekken.
Bovendien mist spreker een bepaling, dat een afgewezen candidaat voor
een beurs, van de uitspraak van het stichtingsbestuur in beroep kan
komen. Waar iemand in beroep kan komen laat spreker in het midden,
maar hij kan zich indenken, dat een gegadigde wil weten waarom hij is
afgewezen. Dit beroepsrecht acht spreker noodzakelijk, ook al om te voor-
komen dat de candidaat de reden van afwijzing zoekt in een bepaalde
richting, zoals blijkbaar door een der sprekers naar voren is gebracht.
Voorts vraagt spreker zich af of de zittingsperiode van de leden van
het stichtingsbestuur niet te lang is. In de regel worden deze benoemd voor
1, 2 of 3 jaar.
Ook kan het gebeuren, dat het bestuur zich ten aanzien van het toe-
kennen van een beurs, in een bepaalde candidaat heeft vergist. De moge-
lijkheid van intrekking van een toegekende toelage komt in geen enkele