94
27 December 1951.
b. voor het kind, dat de leeftijd van 18 jaar bereikt: op de laatste
dag van het kalenderjaar of de laatste dag van de laatste volle
loonweek van het kalenderjaar, waarin het kind de leeftijd van
18 jaar heeft bereikt, tenzij het kind op de eerste dag van het
daarop volgend kalenderjaar voldoet aan het bepaalde in art. 2,
lid 2 onder a of b;
c. in alle overige gevallen:
op de laatste dag van de maand of van de loonweek, waarin het
recht op kindertoelage eindigt.
Artikel 4.
De kindertoelage bedraagt 3 van de bezoldiging, met een minimum
van 180.per jaar, respectievelijk f 15.per maand, of 3.46 per week
en een maximum van 277.20 per jaar, respecüevelijk /23.10 per maand
of 5.30 per week, al naar gelang de wedde of het loon per jaar, per
maand of per week is bepaald.
Artikel 5.
Het in artikel 4 gestelde minimum geldt niet voor de ambtenaar, die
een betrekking in dienst der gemeente vervult, welke, naar het oordeel
van burgemeester en wethouders, als een nevenbetrekking is te beschou-
wen, tenzij de ambtenaar meer dan één dergelijke betrekking in dienst
der gemeente vervult en hij in deze betrekkingen tezamen voortdurend
een volledige dagtaak vindt, met dien verstande, dat de kindertoelage niet
minder bedraagt, dan hetgeen de ambtenaar krachtens de Kinderbijslag-
wet zou ontvangen, indien deze op hem van toepassing zou zijn.
Artikel 6.
Indien de ambtenaar meer dan één betrekking in dienst der gemeente
vervult, wordt de kindertoelage berekend over het totaal der aan de
ambtenaar toekomende bezoldigingen en wordt de kindertoelage toegekend
in de betrekking, waaraan de hoogste maximum-bezoldiging is verbonden.
Indien de maximum-bezoldiging voor de verschillende betrekkingen gelijk
is, wordt bij de aanstelling, respectievelijk indienstneming, geregeld, in
welke betrekking de kindertoelage wordt toegekend.
Artikel 7.
De aanspraak van de gehuwde vrouwelijke ambtenaar, wier echtgenoot
ten aanzien van het zelfde kind recht heeft op kindertoelage op grond van
deze verordening, wordt slechts toegekend tot het verschil tussen hetgeen
deze in totaal aan kindertoelage zou ontvangen, indien hij de betrekking
van de vrouwelijke ambtenaar naast de zijne vervulde en hetgeen hem
uit hoofde van zijn eigen betrekking aan kindertoelage toekomt.
Artikel 8.
1. Indien voor een kind, behalve op grond van deze verordening, anders
dan ingevolge de Kinderbijslagwet of anders dan ingevolge een
kindertoelageregeling, verband houdende met pensioen, recht bestaat
op kindertoelage, welke lager is dan de kindertoelage ingevolge deze
verordening, wordt laatstbedoelde toelage verminderd met het be-
drag waarop overigens aanspraak bestaat, met dien verstande, dat
de som der kindertoelagen ingevolge deze vermindering niet mag
dalen beneden de toelage welke zou worden toegekend, indien alle
rechten aan deze verordening waren ontleend.
2. Indien, behalve op grond van deze verordening, voor een kind over
een tijdvak recht bestaat op kinderbijslag ingevolge de Kinderbijslag-
wet voor invaliditeits-, ouderdoms- en wezenrentetrekkers, wordt de