17
2l> Februari1952.
2e Afd.
PENSIONNEBING WETHOUDERS.
De Raad der gemeente Heemstede;
gezien het voorstel van de commissie ad hoc voor bestudering van de
positie van de wethouders;
Gelet op de bepalingen der gemeentewet;
BESLUIT:
vast te stelien de voigende verordening, regeiende het verlenen van
wachtgeid of pensioen aan gewezen wethouders der gemeente Heem-
stede en van pensioen aan hun weduwen en wezen.
Artikel 1.
Aan hem, die heeft opgehouden wethouder der gemeente te zijn en aan
de weduwe en minderjarige wettige of gewettigde kinderen van een over-
leden wethouder of van een overleden afgetreden wethouder, wordt ten
laste van de gemeente wachtgeld of pensioen verleend naar de regelen
in deze verordening bepaald en met inachtneming van hetgeen terzake in
art. 101 der gemeentewet is geregeld.
Met wettige of gewettigde kinderen ais bedoeid in het eerste lid worden
gelijk gesteld:
a,. de kinderen uit een vorig huweiijk van de echtgenote van een over-
leden wethouder of van een overleden afgetreden wethouder;
b. de pleegkinderen van een overieden wethouder of van een overleden
afgetreden wethouder, die gedurende de laatste vijf jaren, vooraf-
gaande aan de datum van overlijden, deei hebben uitgemaakt van zijn
gezin en geheel als eigen kinderen door hem zijn onderhouden en opge-
voed en voor wie aftrek van het beiastbaar inkomen voor de Inkom-
stenbelasting is toegestaan.
Artikei 2.
Met ingang van de dag van aftreding als wethouder heeft de afgetreden
wethouder, indien hij alsdan nog niet de leeftijd van 65 jaar heeft be-
reikt, aanspraak op wachtgeld.
Artikel 3.
Het wachtgeld wordt genoten gedurende een tijdvak gelijk aan de tijd,
gedurende welke het ambt van wethouder is vervuld, doch niet langer
dan drie jaar.
Het wachtgeld bedraagt gedurende het eerste jaar, gerekend van de
dag van aftreding af, 75 pct., gedurende het tweede jaar 50 pct. en
gedurende het derde jaar 25 pct. van de laatstelijk genoten wedde,
krachtens art. 100 der gemeentewet vastgesteld. Het vervalt indien de
gewezen wethouder in de termen vait om ouderdomspensioen te genieten.
Artikel 4.
Met ingang van de dag, waarop de afgetreden wethouder de leeftijd
van 65 jaar heeft bereikt, of, indien hij voor de dag van aftreding ais
wethouder die leeftijd reeds heeft bereikt, met ingang van de dag van
aftreden, heeft de afgetreden wethouder aanspraak op ouderdomspen-
sioen.
Artikel 5.
Het pensioen bedraagt per jaar:
a. voor elk tijdvak van 6 maanden gedurende hetwelk betrokkene wet-
houder is geweest, het één acht en veertigste deel van het bedrag
dat iaatsteiijk krachtens art. 100 der gemeentewet voor de betrokkene