I
W>
72
28 Februari 1952.
ÎSS
5«
Sm
der bepaling en de daarop gegeven toelichting, alsmede het verband dat
gelegd wordt tussen het le en 2e lid van het artikel, waarbij verwezen
wordt naar een lijst van verboden verenigingen, gelooft spreker, dat het
aangevoerde bezwaar practisch van geen belang is. Het bezwaar is zeker
niet van zodanig gewicht om daarom de eenheid. die ten aanzien Van
deze bepaling dient te bestaan, in gevaar te brengen.
De heer Mr Pliester had verder nog bezwaren tegen de inschakeling
van de commissie in de 3e alinea bedoeld. Ook dit bezwaar moet volgens
spreker worden afgewezen. Een besluit van burgemeester en wethouders
toch is niet afhankelijk van het advies van de commissie. Burgemeester
en wethouders zijn volmaakt vrij om na het uitgebrachte advies al of
niet tot ontslag over te gaan. Hun vrijheid hebben burgemeester en wet-
houders in deze materie dus behouden, alleen bestaat voor hen de ver-
plichting het advies der commissie in te winnen. Het is volkomen accep-
tabel, dat burgemeester en wethouders hier genoopt worden om van het
advies der commissi-e kennis te nemen, omdat deze commissie de zaak
landelijk kan overzien en kennisneming van hare opvatting wel degelijk
van belang kan zijn.
Nog heeft de heer Mr Pliester het onjuist genoemd, dat nu hoofdstuk
IX van het Algemeen Rijks Ambtenaren Reglement niet van toepassing
is verklaard en de waarborgen die de ambtenaar heeft om recht te ver-
krijgen, bestaande uit het kiezen van een verdediger enz., daardoor nu
los van deze materie zouden komen te staan. Spreker noemt dit van de
heer Mr Pliester een misverstand. Hoofdstuk IX handelt n.l. over de
administratieve instanties die in appêl oordelen.
Met deze scheidsgerechten hebben wij hier echter niet te maken, omdat
Heemstede geen scheidsgerechten kent. Dit brengt echter niet mede, dat
de rechten der ambtenaren onvoldoende gewaarborgd zouden zijn, îmmers,
indien een ambtenaar beroep tegen een besluit van burgemeester en wet-
houders wil instellen, dan kan hij dat doen bij het ambtenarengerecht en m
tweede inscantie bij de centrale raad.van beroep. Hoofdstuk IX van het
A.R.A.R. speelt daarbij geen rol. Ook in het onderwerpelijke geval heeft
de ontslagen ambten.aar dus ook recht van beroep bij het ambtenaren-
gerecht en c.q. de centrale raad van beroep met de daarbij behorende
waarborgen als verdediger, inzage van stukken, getuigenverhoor enz.
Spreker gelooft niet, dat de bezwaren van de heer Mr Pliester voldoende
zwaar wegen.
De heer Mr Pliester is bevredigd dat bij ontslag van een ambtenaar in
dit geval, ook de gerechelijke waarborgen behouden blijven.
Op één punt is spreker dit echter niet. Hij zou n.l. graag in de notulen
zien vastgelegd, dat het dus vanzelfsprekend is, dat alinea 1 alleen ha.ndelt
over ontslag van personeel wegens revolutionnaire gezindheid of politieke
onbetrouwbaarheid, gezien in het belang van onze gemeente.
De heer Mr Bakhuizen van den Brink, wethouder, antwoordt beves-
tigend.
De heer Reijnders is het in algemene zin wel met de heer Mr Pliester
eens, In bijzondere tijden moeten echter bijzondere wetten gemaakt worden.
Men is nu eenmaal niet klaar met het noemen van een aantal omschreven
verenigingen waarvan het lidmaatschap is verboden. Spreker heeft de tijd
meegemaakt, dat de communistische ambtenaren voor him partij bedank-
ten en toch doorgingen met cellenbouw. Spreker vindt het zeer juist aa
dit artikel vaag gesteld is. Het gaat alles tegen het vormen van de zgn.
5e colonne.
De heer Zegwaart- zegt, dat het de heer Mr Pliester misschien yol-
doening zal schenken als hij vemeemt, dat alle ambtenarenorganisaties
het met de redactie van dit artikel eens zijn. Spreker gelooft wel, dat,