112 29 Mei 1952. voor de gewone dienst in inkomsten en uitgaven een vermeerdering van 359.879.94 en voor de kapitaaldienst in inkomsten een vermeerdering van 1.207.256.64 er; in uitgaven een vermeerdering van 1.380.546.71. Model D no. 13, tot wijziging der gemeente-begroting 1951, aangevende voor de gewone dienst in inkomsten en uitgaven een vermeerdering van 126.720.—. Model D no. 1, tot wijziging der gemeente-begroting 1952, aangevende voor de gewone dienst in inkomsten een vermeerdering van 4810.en in uitgaven een vermeerdering van 10.620.-en een vermindering van 5810.en voor de kapitaaldienst in inkomsten en uitgaven een vermeer- dering van 120.965. De Voorzitter deelt mede, dat de financiële commissie zich hiermede kan verenigen. De ontwerp-besluiten worden vervolgens zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. XVI. RONDVRAAG. Schoolgeld u.l.o. De heer Kamerbeek heeft in de nota van de controleur der gemeente- financiën aan burgemeester en wethouders, behorende bij raadsstuk 47, verlaging schoolgeld u.l.o., gelezen, dat de in te voeren maatregelen bij verminderde opbrengsten wederom een massale uitbreiding van admini- stratief werk tot gevolg zullen hebben en dat naar zijn gevoelen de massa administratieve arbeid verbonden aan de schoolgeldheffing van het lager onderwijs economisch niet verantwoord is. Spreker vraagt, welke de reacties daarop van de zijde van burgemeester en wethouders zijn. De heer Disselkoen, wethouder, antwoordt, dat door het geven van re- ductie aan gezinnen, die twee of meer kinderen dagonderwijs op een of meerdere scholen laten genieten, het vaststellen van de aanslag voor het schoolgeld moeilijker is geworden, terwijl dit nog meer spreekt indien kinderen uit één gezin verschillende scholen bezoeken. Ondanks dat het werk sterk zal toenemen, moet deze nieuwe schoolgeldheffing toch wor- den ingevoerd, alleen reeds omdat zij op een wettelijk besluit berust. Het is logisch, dat degene die voor het meerdere werk zit, in zijn rapport daarvan doet blijken. Niettemin is er geen voorstel ingekomen om tot uit- breiding van personeel over te gaan. Burgemeester en wethouders hebben dus van de bedoelde zinsnede nota genomen, zonder meer. De heer Kamerbeek wijst er verder op, dat in de regeling voor het opleg- gen van voorlopige aanslagen in het schoolgeld, volgens artikel 6 geen bezwaren tegen een voorlopige aanslag kunnen worden ingebracht, terwijl artikel 2 er van spreekt, dat, indien een schoolgeldplichtige kan aantonen dat de voorlopige aanslag hoger is dan de definitieve zal zijn, deze voor- lopige aanslag, op daartoe gedaan verzoek, verlaagd kan worden tot het bedrag van de vermoedelijke definitieve aanslag. Spreker vraagt of deze artikelen niet met elkaar in strijd zijn. De Voorzitter antwoordt, dat de schoolgeldplichtige hier de bevoegd- heid krijgt zich tot de chef der afdeling belastingen te wenden met het verzoek, de voorlopige aanslag te verlagen tot het bedrag van de ver- moedelijke definitieve aanslag. Hier is geen sprake van een recht. De heer Verhoeven merkt op, dat ook in de inkomstenbelastingwet een dergelijke bepaling voorkomt. Als iemand meent, dat zijn voorlopige aan- slag nergens op lijkt, dan kan hij zich rechtstreeks tot de inspecteur wenden, die bevoegd is eventueel de voorlopige aanslag te verminderen. Dit is geen reclame tegen de voorlopige aanslag doch een onderling overleg.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1952 | | pagina 8