137 31 Juli 1952. IX. VOORSTEL SLOPING ORANJERIE MET INTREKKING RAADSBESLUIT 2'6 JUNI 1952, No. 61, TOT OVERDRACHT HIERVAN AAN HET NED. OPENLUCHT MUSEUM TE ARNHEM. Het voorstel met ontwerp-besluit is opgenomen in de gedrukte stukken onder volgno. 71. Sloping Oranjerie „Meer en Berg". De heer Mr Dr van Bmggen zal over dit voorstel kort zijn, omdat af- braak van de oranjerie de consequentie is van het feit, dat de oranjerie door het openlucht-museum niet wordt aanvaard en het gebouw zo bouw- vallig is, dat het levensgevaarlijk is het te betreden. Het moeten intrekken van dit raadsbesluit heeft op spreker geen verkwikkelijke indruk gemaakt. Met deze zaak heeft men het zover laten komen, dat eerst een raads- besluit werd genomen, hetwelk inmiddels door gedeputeerde staten werd goedgekeurd, terwijl de directeur van het openlucht-museum achteraf bericht, dat de oranjerie niet wordt overgenomen nadat hem daaromtrent advies was uitgebracht. Spreker heeft voor deze gang van zaken maar één kwalificatie, n.l. ,,jongenswerk". Z.i. had de directeur reeds in de voorfase van de onderhandelingen advies moeten inwinnen en niet eerst de ge- meenteraad en gedeputeerde staten aan het werk moeten zetten. Dit ge- tuigt niet van deferentie voor de openbare colleges. Spreker meent, dat de raad het met zijn zienswijze wel eens zal zijn. De heer Zegwaart wijst er op, dat in een dagblad van 25 Juli een uit- voerig artikel over de afbraak van de oranjerie is verschenen, terwijl hem eerst op 26 Juli het raadsvoorstel bereikte. Spreker acht deze gang van zaken onjuist. Hoewel hij een goede voorlichting door de pers op prijs stelt, vindt hij de pers toch weer niet zo belangrijk, dat zijde raadsstukken eerder moet ontvangen dan de raad. Hier is öf de redactie van het blad te voren ingelicht ôf zij is vroeger dan de raadsleden in het bezit van de raadsstukken gekomen. Hij verzoekt burgemeester en wethouders een onderzoek in te stellen naar de oorzaak van de vroegtijdige publicatie. Voorts kan spreker de bezwaren van de heer Mr Dr van Bruggen onder- schrijven. De heer Mr Zeelenberg merkt op, dat bij de aankoop van de buitenpiaats Meer en Berg de raad zich, bij het beoordelen van de prijs, heeft laten leiden door het feit, dat de oranjerie oudheidkundig een niet onbelangrijk gebouwd zou zijn. Nu blijkt echter, dat de oranjerie niet waardevol is. Spreker vraagt of de raad indertijd hieromtrent onvoldoende is voorge- licht. De heer van Lent, wethouder, zegt, dat burgemeester en wethouders, evenals de heer Mr Dr van Bruggen, weinig bewondering voor de gang van zaken hebben. Burgemeester en wethouders hebben hieraan echter geen schuld. Zij waren n.l. van mening, dat te voren door de directeur van het openlucht-museum met de instanties, die hierin te beslissen hadden, reeds contact was opgenomen. Achteraf blijkt echter, dat geen subsidie voor overplaatsing van de oranjerie wordt verleend, omdat het gebouw niet van voldoende cultuur-historische waarde wordt geacht. Hierdoor staat nog maar één weg open, n.l. afbraak. Burgemeester en wethouders hebben zich reeds tot het Departement van onderwijs, kunsten en wetenschappen gewend om toestemming daarvoor te verkrijgen. Als deze toestemming bij wijze van spreken morgen komt, dan willen burge- meester en wethouders overmorgen met de afbraak laten beginnen, zo noodzakelijk achten zij die. In antwoord op het gesprokene door de heer Mr Zeelenberg zegt spre- ker, dat de prijs van de buitenplaats Meer en Berg niet is beïnvloed door

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1952 | | pagina 6