204
27 November 1952.
inlichten over de door de financiële commissie in haar rapport gestelde
vraag. In de vergadering van de financiële commissie heeft n.l. de heer
Mr van Wijk de vraag gesteld, hoe het staat met de subsidievoorwaarden
van rijk en provincie voor het wandelbos Meer en Berg. Vormen deze geen
beletsel voor het verbouwen van de oranjerie in woningen? Spreker had
graag gewild, dat burgemeester en wethouders dit te voren hadden mede-
gedeeld.
Nu dit achterwege is gebleven, wil spreker er op wijzen, dat bij besluit
van de Provinciale Staten van 3 Februari 1949, no. 6, houdende het ver-
lenen van subsidie voor Meer en Berg, is bepaald, dat dat gedeelte van
de buitenplaats, dat de gemeente Heemstede thans in ongeschonden staat
wil bewaren, in de toekomst in zodanige staat gehandhaafd moet worden.
Voorts citeert spreker uit de notulen van de raadsvergadering van
21 Maart 1949 het volgende:
,,De heer Zegwaart herinnert er aan, dat hij bij de aankoop de suggestie
heeft gedaan, dat op dit mooie punt wel een hotel zou kunnen worden
gesticht. Dit idee is natuurlijk door de voorwaarden van gedeputeerde
staten van de baan. Mogelijk zal, naar spreker bekend is, nog op een ander
punt in de gemeente een hotel worden gesticht. Spreker sluit zich verder
aan bij het gesprokene door de heer Verhoeven.
De heer Mr Zeelenberg vraagt of deze voorwaarden ook op Groenendaal
van toepassing zijn.
De Voorzitter antwoordt, dat daarvoor geen subsidie wordt genoten en
dus geen beperkende voorwaarden gelden."
Spreker zou geen bezwaar tegen het voorstel van burgemeester en wet-
houders hebben als zij hem de verzekering zouden geven, dat de subsidie-
voorwaarden zich niet tegen deze plannen verzetten, een mededeling die
zij echter z.i. niet kunnen doen. De door de Provinciale Staten gestelde
voorwaarde kan n.l. niet door Gedeputeerde Staten te niet worden gedaan.
Daarvoor zou een vergadering van de Provinciale Staten moeten worden
belegd.
Ook op het technische gedeelte van het plan wil spreker nog even
ingaan. Hij vraagt zich af of de architect een fantast is of dat hij geen
notie van de waarde van geld heeft. Nochtans wil spreker de zaak op haar
mooist zien. Deze meneer dan geeft, omdat hij zoveel voor monumenten
voelt, een bedrag van 40.000.terwijl er geen enkel voorbeeld wordt
genoemd van monumenten, die hij met succes gerestaureerd heeft. Als
spreker 40.000.en een oude moeder had, belegde hij zijn geld op een
meer nuchtere manier. Spreker vraagt zich af of die meneer het ook wel
meent met de cijfers die hij produceert. Hij kan zich niet aan de gedachte
onttrekken, dat het bestek niet met de nodige zorg is opgemaakt. Zo mist
hij daarop een post „onvoorzien". Deze is of vergeten of, hetgeen spreker
minder juist zou achten, opzettelijk weggelaten.
Ook heeft spreker in het bestek een post gevonden van 13.000.voor
sloping. Toen kort geleden echter de sloping van de oranjerie aan de orde
was werd voor afbraak een bedrag van /5.000.geraamd, een verschil
dus van 8.000.Gaat spreker dat laatste bedrag nu omzetten in man-
weken, waarbij hij neemt voor een sloper /65.loon /35.sociale
lasten, totaal dus 100,— per week, dan is hierbij gerekend op 80 man-
weken. Bij een dergelijke sloop zullen niet meer dan 4 mensen tegelijk
te werk kunnen worden gesteld, omdat zij elkaar anders in de weg lopen.
Hiervan uitgaande zal de sloping dus 20 weken kosten.
Toen men spreker bereid wilde maken om zich vöör het voorstel te
verklaren, heeft men hem voorgehouden, dat dit huizen zouden worden
voor mensen op leeftijd, gepensionneerden enz. God beware hem echter
voor deze huizen waarin gelijkvloers perfora vloeren zullen worden gelegd,
dat zijn stenen vloeren. Spreker wenst de voorzitter, als hij eenmaal op