250
18 December 1952.
De Voorzitter brengt de heer Reijnders uit naam van burgemeester en
wethouders dank voor de ruiterlijke wijze waarop hij zijn fout hersteld
heeft.
Wat de gestelde vragen betreft, antwoordt spreker, dat het raadsbesluit
tot verbouw van de oranjerie nog niet door gedeputeerde staten is goed-
gekeurd. Zodra bericht werd ontvangen, dat met werkzaamheden aan de
oranjerie was begonnen, is door de betreffende wethouder en de directeur
van openbare werken een onderzoek daarnaar ingesteld. Zij hebben toen
geconstateerd, dat met de voorzieningen verder was gegaan dan de bedoeilng
was, waarna het werk werd stopgezet. Dit is gebeurd twee dagen vôör
dat de vragen van de heer Reijnders in de courant werden gepubliceerd.
De heer Reijnders zegt, dat het officiële antwoord, dat de voorzitter
namens het college van burgemeester en wethouders op zijn vragen heeft
gegeven, hem volledig bevredigt, dit in tegenstelling met het officieuse
antwoord, dat met behulp van allerlei tussenpersonen reeds eerder was
gepubliceerd.
Spreker houdt zich uiteraard aan dit officiële antwoord. Hij constateert
met voldoening, dat burgemeester en wethouders onverwijld een einde aan
het eigenmachtig en onjuiste optreden van de betrokken aannemer of
uitvoerder hebben gemaakt toen zij, nog voor de ontvangst van sprekers
vragen, daarvan kennis kregen. De onbehoorlijke vrijheden, die deze aan-
nemer of uitvoerder zich heeft veroorloofd, zullen voor het college onge-
twijfeld aanleiding zijn om hem, wanneer hij t.z.t. tot de verbouw van
de oranjerie wellicht zal mogen overgaan, terdege op de vingers te zien.
De Voorzitter neemt aan, dat het laatste de mening van de heer Reijn-
ders is en niet de mening van het college. Dit is n.l. iets wat niet be-
oordeeld kan worden, omdat hierbij niet aan opzet mag worden gedacht.
Wat onder conserveren en wat onder uitvoering moet worden verstaan,
moet men aan de deskundigen overlaten. Daarom is het werk stopgezet.
De heer van Lent, wethouder, merkt op, dat burgemeester en wethou-
ders bij de uitvoering van het werk toezicht zullen blijven houden.
De heer Zegwaart vraagt of het niet mogelijk is van regeringsinveste-
ringen gebruik te maken voor het bouwen van de zuiveringsinstallatie.
De Voorzitter antwoordt, dat de zuiveringsinstallatie geen probleem is
op financieel gebied. Het volgend jaar kan met de uitvoering van het
werk worden begonnen. Er zal dan pl.m. /40.000.worden verwerkt.
Voor kleine details moet nog een weg gebaand worden.
Voorts is spreker nog een antwoord schuldig op de 4e van de door de
heer Zegwaart schriftelijk gestelde vragen, luidende: „In welke huur-
klasse worden woningen gezocht?"
Spreker kan de toezegging doen, dat het in de bedoeling ligt de raad
hierover in de Januarivergadering in te lichten.
De heer Zegwaart vraagt dan ook opgave te doen van het aantal on-
gehuwden, dat zich voor een woning heeft aangemeld.
De Voorzitter acht het moeilijk op de vraag, welke huurklasse het meest
gevraagd wordt, een goed antwoord te geven. Het is nu eenmaal gang-
baar, dat men een huis in een lage huurklasse vraagt. Men vergeet, dat
men in de toekomst meer voor huur over zal moeten hebben.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.
De secretÄ De voorzitter,
Zuiveringsinstallatie.