30 19 Februari 1953.
worden, maar dan beduidt dat alleen, dat men van mening is dat men
zuinig dient te zijn, gezien de omstandigheid dat de overschotten uit voor-
gaande diensten, waardoor voor een deel het reservefonds is opgebouwd,
in de toekomst naar het gevoelen van de financiële commissie zullen ver-
dwijnen, ja zelfs in het tegendeel zullen verkeren. Wanneer men dus weet,
dat men in de toekomst zijn potje gaat opsnoepen, dan bevindt men zich
op een hellend vlak, omdat potjes helaas de neiging hebben in veel sneller
tempo op te geraken dan dat ze gevormd werden. Temeer omdat dit potje
toch siechts een fractie beloopt van het gemeentelijk bezit. En buitendien
omdat het potje niet in haar geheel „reserve" is.
Reeds zonder de economische gevolgen van de ramp in aanmerking te
nemen, zou er naar de mening van sprekers fractie aanleiding zijn geweest
om als geheel aan te dringen op de noodzakelijke zuinigheid. De niet te
overziene consequenties van die ramp nopen daartoe des te meer.
Vôör die ramp toch was de economische toestand van ons vaderland
niet onverdeeld gunstig, want al hadden we dan ook juist de hulp in
dollars afgewezen, zag onze betalingsbalans er niet onvriendelijk uit, en
stonden we er bij de E.B.TJ. goed voor, het werklozencijfer is nog onrust-
barend hoog, hoger dan normaal, of, zoals men zo graag in verschillende
kringen als nieuw modewoord hoort gebruiken, hoger dan het structueel
werklozencijfer. Spreker heeft er een vorig jaar reeds op gewezen welke
funeste gevolgen dit op 's lands financiën en daarmee op de gemeentelijke
financiën zou kunnen gaan hebben.
De overheid zal dus ofwel een directe werkloosheidspolitiek (waaronder
spreker verstaat een werkloosheidspolitiek door stimulering van de uit-
voering van grote, doch liefst productieve overheidswerken), ofwel een
indirecte werkloosheidspolitiek moeten gaan voeren (waaronder spreker
verstaat een simuleren van de werkgelegenheid in de particuliere sector).
Dit laatste is mogelijk door maatregelen van allerlei aard, o.m. op fiscaal
gebied. Hoe dit laatste en hoever dit laatste doorvoerbaar zal blijken
met het oog op de ramp die ons getroffen heeft, is nog de vraag, maar
vaststaat wel, dat er ook van gemeentelijke zijde, al heeft spreker
daarbij het oog niet speciaal op deze gemeente, geen verdere belasting-
druk mag komen. Dat beïnvloedt de werkloosheid beslist indirect. Ook
dit stemt dus tot aansporing voor gemeentelijke zuinigheid; men kan het
daarover toch wel eens zijn.
Zoals de tijd voorbij is, dat men vreesde door invoering van de machine
de werkloosheid ongunstig te zullen beïnvloeden (hoezeer heeft de werke-
lijkheid bewezen, dat alleen een algemene verhoging van de welvaart het
gevolg is van efficiënter werkmethoden, mits met verstand gehanteerd),
zo mag ook nu de tijd voorbij heten, dat men alleen de schadelijke gevolgen
ziet wanneer zuinigheid wordt betracht met niet direct productieve, of pro-
ductiestimulerende uitgaven in een minder gunstige periode.
De raad moet de gemeentelijke begroting sluitend houden, omdat hij
daarmee tegenover de gehele gemeenschap niet meer dan zijn plicht doet.
Het spreekt vanzelf, dat daarmee dan niet getornd wordt aan het reeds
eenmaal verworvene.
Een derde aspect van algemeen economische aard, tegen welks achter-
grond men deze gemeentebegroting moet bezien, is de omstandigheid,
dat zowel de productie-index in de nijverheid als de omzet-indices in de
handel in het algemeen in het jaar 1952 zijn gaan dalen. Vandaar uiteinde-
lijk dus ook de grotere werkloosheid. Spreker wees daarop reeds. En van-
daar de plicht van de centrale overheid om hier iets te doen.
Wat de financiering van de gemeentelijke uitgaven betreft, heeft zich,
mede door de verruiming van het rentegamma, in het afgelopen jaar
wel een volledige ommekeer voltrokken. Zo goed als het in de eerste helft
van het jaar 1952 schier niet mogelijk was aan geld te komen, zo goed is