OPENBARE VERGADERING
van de Raad der Gemeente Heeinsl
op Donderdag, 19 Februari 1953, des v.m. om 9.3C
19 Februari 1953.
Voorzitter: de heer Mr A. G. A/van Rappard, burgemeester.
Tegenwoordig zijn de leden: Mevr. J. van Nispen-van Wely en d(
0. A. Brink, Mr Dr J. van Bruggen, W. J. H. van Hees, A. C. Hop
Ir J. Kooijmans, N. J. van der Linden, Mr K. A. F. J. Pliester, W. J
ders, M. D. Seheer, Th. J. H. Verhoeven, A. J. J. Verspoor, Mr J
Zeelenberg, P. Zegwaart en de wethouders H. J. W. B. Disselkoei
van Houten en E. J. van Lent.
Secretaris: de heer N. Vos.
Afwezig met kennisgevingde heren J. Kamerbeek en Mr O.
Wijk.
De Voorzitter opent de vergadering op de gebruikelijke wijze.
Mevr. v. Nispen wordt door het lot aangewezen om bij eventuel
mingen het eerst haar stem uit te brengen.
AGENDA:
1. Begrotingen 1953 (1).
2. 5e Wijziging verordening prijzen gas, duinwater en electricite
3. Wijziging van de met Haarlem gesloten overeenkomst levering
citeit (13, 13a).
4. Toetreding tot Verenigingen van electriciteits-, gas- en water
bedrijven (14).
5. Beschikbaarstelling bedrag per leerling in 1953 voor openbaai
wijs (9).
6. Beschikbaarstelling vergoeding over 1953 voor bijzonder vo<
gev/oon lager onderwijs 10)
7. Beschikbaarsteliing bedrag per leerling 1953 buitengewoon lage
wijs (11).
8. Vaststelling getal wekelijkse lesuren vakonderwijs aan openba
len (12).
9. Rondvraag.
Alvorens met de behandeling der agenda aan te vangen, verz
V oorzitter de leden van de raad zich enige ogenblikken van hun
verheffen, waarna hij de volgende toespraak houdt
Mevrouw, Mijne Heren,
Gij zult begrijpen, dat ik aan het begin van deze vergadering,
van Uw allen intense behoefte gevoel enige ogenblikken te wijder
ontzettende ramp, die ons Vaderland heeft getroffen en die zc
velen in diepe rouw heeft gedompeld. Ik wil niet pogen de on
ellende en het onbeschrijfelijke leed te schilderen waarin tiendi
die onheilsnacht en later hebben verkeerd of nog verkeren. Wij
allen met ontzetting de courantenverslagen gelezen, de radio-re]
gehoord en de foto's van het rampgebied aanschouwd. In de verst
unnen wij ons toch geen voorstelling maken van de mate waarin
werd, van de angst en de vertwijfeling die zich moet hebben
gemaakt van de bewoners van de rampgebieden, noch van de ontl
waaraan mens en dier dagen en nachten hebben blootgestaan.