68
19 Februari 1953.
oog hebben voor het bevorderen van de burgerzin, daar heeft spreekster
ervaring van. Spreekster acht het gewenst, dat de burgeres meer actief
deelneemt aan de gemeentelijke arbeid. Zij zou gaarne zien, dat de huis-
vrouwen in staat werden gesteld in bepaalde zaken gehoord te worden.
Huisvrouw is een vak geworden. In Wageningen heeft men daarvoor
zelfs een vrouwelijke hoogleraar. Mede namens de heer Reijnders verzoekt
spreekster of het niet mogelijk is, dat een gesprek wordt belegd tussen
goede en serieuze huisvrouwen en gemeentelijke instanties over de plannen
van te bouwen huizen. Deze gedaehtenwisseling zal dan in het vroegst
denkbare stadium der plannen moeten plaats vinden, dus nog vöôr een
schetsontwerp gereed is. Het behoeft in het geheel geen commissie te
zijn. Suggesties over indeling der huizen en practische wenken inzake de
plaatsing van de diverse benodigdheden zouden door de huisvrouwen
gegeven kunnen worden, waarmede het gemeentebestuur zoveel mogelijk
rekening zou kunnen houden. Zodoende snijdt het mes van twee kanten.
De huisvrouwen zouden dan kennis kunnen nemen van de moeilijkheden,
die het gemeentebestuur bij het bouwen van huizen ondervindt en het
gemeentebestuur zou op zijn beurt profijt kunnen trekken van het inzicht
der huisvrouwen. Spreekster gelooft, dat op deze wijze de burgerzin op
de juiste manier wordt geleid.
Het moet de Voorzitter van het hart, dat de laatste maanden weinig
reacties op toegezonden boekjes aan de kiezers(essen) zijn binnen ge-
komen. Daarvöôr werden meermalen reacties ontvangen, waaronder
enkele aardige brieven, waarbij zelfs op enige fouten werd gewezen. Het
gegeven crediet hiervoor blijkt toch wel een goede daad te zijn gweest.
Velen schromen echter om te schrijven. De ruimte op het souchje voor het
maken van opmerkingen is inderdaad niet groot.
Op het andere door mevr. van Nispen naar voren gebrachte denkbeeld
zou spreker niet volmondig ja kunnen zeggen. Hij weet niet wat de conse-
quenties daarvan zijn. Tot wie zouden burgemeester en wethouders zich
moeten wenden. Tot de Vereniging voor Huisvrouwen? Spreker is bereid
deze gedachte in het college ter sprake te brengen.
De heer van Lent, wethouder, heeft er geen bezwaar tegen met de
huisvrouwen in het algemeen over het bouWen van huizen te spreken.
Het plan, dat spreker nu onder handen heeft, komt daar echter niet meer
voor in aanmerking, omdat, indien de nodige toestemming daarvoor woi'dt
gegeven, spoedig moet kunnen worden begonnen. Spreker vraagt wie dan
uitgenodigd moeten worden.
Mevr. van Nispen antwoordt, dat de uitnodigingen zouden kunnen wor-
den gericht tot de vrouwenorganisaties, die dan zelf de daarvoor in aan-
merking komende dames kunnen uitzoeken. Ook zouden daarbij niet-
georganiseerde goede huisvrouwen kunnen worden gevraagd. Eerste eis
is dus dat de vrouwen worden uitgenodigd, die hun huis goed bewonen,
waarbij dan nog rekening kan worden gehouden met de categorieën:
huisvrouwen zonder kinderen, moeders van kleine en van grote gezinnen.
De heer Reijnders staat con amore achter het idee van mevr. van
Nispen. Een gesprek tussen de huisvrouwen en het gemeentebestuur zal
verhelderend en vertrouwenwekkend werken. Daarbij kan de wethouder
vertellen wat op het gebied van huizenbouw thans wel en niet mogelijk is.
Ook de heer Verspoor wil de gedachte van mevr. van Nispen onder-
steunen. Spreker heeft in zijn 30-jarige werkzaamheid als architect veel
van de huisvrouwen geleerd, wat in de praktijk zeer bruikbaar was. Bij
het maken van plannen van woningen voor particulieren heeft hij zich
het meest te verstaan met de vrouw des huizes, zowel wat indeling als huis-
vesting betreft. Ook het gemeentebestuur kan hier ongetwijfeld van de
nuttige wenken der huisvrouwen profijt trekken.