21
2e Afd.
18 Maart 1954.
BEGROTINGEN 1954
rdere
i. 103
Aan de Raad.
Hierbij hebben wij de eer U ter vaststelling aan te bieden de ontwerp-
gemeentebegroting voor het jaar 1954, met de daarbij behorende ontwerp-
begrotingen voor de bedrijven en diensten. Hoewel het ons ernstig streven is
geweest de behandeling van de begrotingen op een vroeger tijdstip te
doen plaats vinden, is een samenloop van onvoorziene omstandigheden
daarvoor een onoverkomenlijk beletsel geweest. Aan de hoofden van dienst
îs echter reeds thans opdracht gegeven, om er met het voorbereidende
f in- werk v°°r de voigende begroting op te rekenen, dat de nodige gegevens
irvai aanzienlijk vroeger aan ons dienen te worden ingezonden, opdat de be-
jndel handeling ook in Uwe vergadering aanmerkelijk kan worden vervroegd
i eei,em' De ontwerp-gemeentebegroting geeft, voor zover het de gewone dienst
iedeibetreft, m mkomsten en uitgaven een bedrag aan van 3.534.772.38
benevens /1.537.550.89 voor het Hoofdstuk ,,Verrekeningen" (XIV). De
post van onvoorziene uitgaven werd geraamd op 119.343.24, waarin be-
1951 |rePen /36 000.later over te brengen naar Hoofdstuk VIII voor bij-
111 kosten middelbaar en voorbereidend hoger onderwijs, en
40.000. voor afschrijving op nieuwe kapitaalswerken, welke aan de orde
is /T3 343 24" geSteld' ZOdat Voor aanvullinê: in ander opzicht beschikbaar
De begroting is sluitend gemaakt door te beschikken over een gedeelte
2O7^e^dl.'reKSerVet0t een bedraê' van /100.000,— (zie volgnos. K 636 en
297a). Wij hebben daartoe vrijheid gevonden, omdat deze reserve weder
worden aangevuld met het batig saldo van de dienst 1952, uitmakende
een bedrag van 132.261.75, zodat uiteindelijk de reserve zelfs versterkt
worat.
„Q^Venalf voorheen vol&en hieronder enkele algemene mededelingen, welke
Van nut kunnen zijn bij de bestudering der stukken en waarin voor zover
strekt °m n bePaalde onderdelen een nadere toelichting wordt ver-
Uitkeringen uit het gemeentefonds.
e'ehrachtaanbiedinê: van de begroting voor 1953 hebben we U op de hoogte
!f h! vande voornaamste bepalingen, welke het wetsontwerp regelen-
?e -fmancl.ele verh°uding tussen het Rijk en de gemeenten voor 1953
t/m 1955 zou inhouden.
h0t schriJven van deze nota heeft het wetsontwerp het
Kamer ter^î w T 66n mondelinge hehandeling in de Tweede
is Srek^ Tprprm waarvoor de regeling bestemd is, inmiddels
emstige bezwa^en ingebraclTt^611 Zaken VM meerdere 2ijden
geen^voordpTpf reeds' ,dat deze regeling voor onze gemeente practisch
fou wordenv rh opleveren' Indien het öntwerp onveranderd tot wet
Wh hPP^fprd verheven' zou dit voordeel inderdaad slechts gering zijn.
Wy becijferden dit voor 1953 op ruim /19.000.
°ntwerp houdt echter een bepaling in, luidende als volgt:
Art. 4 lid 3.
do'én"ve?waphktPndadpZfCd ln «n gemeente °mstandigheden voordoen, weike
de voorztenine- hî h. h l U'[kerjng aanmerkeiijk te kort zou schieten in
kunnen onzp Mini r behoefte dezer gemeente aan algemene inkomsten,
Mmisters van Binnenlandse Zaken en van Financiën, op