am
3 Juni 1954.
136
Reiinders tot een wederwoord gedwongen wordt. De heer Reijnders heeft
n.l. een onjuiste vergelijking gemaakt, zoals hij dat wel meer doet. In d
vorige vergadering vergeleek hij b.v. de salanssen van burgemeestei
secretaris en ontvanger met die van de wethouders. Nu voert hij spreker
ter tonele als bestuurder van een vakbond, als een handelsreiziger m l°°ns-
verhogingen. Spreker wil er op wijzen, dat hij m deze zaak steeds conse-
quent is geweest. Het was voldoende bekend, dat spreker geen voor-
stander was van de benoeming van een vierde wethouder. Om *u jer
te gaan door daar geen rekening mede te houden, lijkt spreker voimaakt
onjuist. Als raadslid draagt spreker een andere verantwoordelijkheid dan
in normale omstandigheden. Dit voorstel heeft mets te maken met sprekers
functie van vakbondbestuurder.
De heer Reijnders zegt, dat de heer Zegwaart geen enkel bewijs aan-
voert waaruit blijkt, dat spreker er naast was. Waarom zijn de f™ct'e«
van burgemeester, secretaris en ontvanger met vergelijkbaar met die van
wethouder? vraagt spreker. Zij zijn allemaal bestuursambtenaar en
allemaal hetzelfde werk.
De Voorzitter lijkt het beter dit nu niet ter sprake te brengen De
nositie van een burgemeester is een andere dan die van de wethouders.
Spreker brengt thans het voorstel van de heer Verhoeven în stemming
om het salaris van de wethouders te verhogen tot /4000.—, over welk
voorstel de stemnien met 66 staken.
Vöôr het voorstel stemmen de heren Drs Weijers, Reijnders, Verspoor,
Hopstaken, van der Linden en Verhoeven.
Tegen het voorstel stemmen mevr. van Nispen en de heren Mr Zeelen-
berg, Scheer, Dijkstra, Ir Kooijmans en Zegwaart.
De Voorzitter constateert, dat het voorstel van de heer Verhoeven dus
geen meerderheid heeft kunnen verkrijgen en brengt thans zijn voorstel
in stemming, hetwelk wordt aangenomen met 111 stem.
Tegen het voorstel stemt de heer Drs Weijers.
De wethouders nemen hun zetels weder in.
XIII. RONDVRAAG.
Dienst poiitiepersoneel.
De heer Ir Kooijmans wil de aandacht van de burgemeester, als hoofd
der politie vragen, voor een geval van uitoefening van de dienst voor de
politie, hoewel spreker weet, dat de burgemeester daarvoor geen verant-
woordiner aan de raad schuldig is.
De laatste maanden heeft de politie uitstekend werk gedaan bij de
regeling' van het verkeer, zoals bij de bollendagen en de autoraces în
Zandvoort. Alles is goed gegaan. Dit zou echter gepaard zijn gegaan m
een interne regeling, die niet helemaal juist is. Zo heeft spreker vernomen,
dat agenten 6 7 weken achtereen door hun dienst niet in staat waren
op Zondag hun godsdienstplichten te vervullen. Als dat het geval is, dan
vindt spreker dit bedenkelijk. Men neemt natuurlijk bij dergehjke drukte
het personeel, dat het meest geschikt is om het verkeer te regelen. Spreker
vraagt of het niet mogelijk is door roulering of door hulp van anderen
te voorkomen, dat zoveel weken achtereen leden van het politiepersoneel
verstoken moeten blijven van kerkbezoek.
De Voorzitter antwoordt, dat men hem heeft verteld dat deze vraag
eesteld zou worden. Hij was er wel enigszins van geschrokken dat dit
geval zich zou hebben voorgedaan, waarom hij een onderzoek daarnaar