1 Juli 1954. 149 Dienst politiepersoneel. Verlichting schoollokalen. De heer Ir Kooijmans wil nog eens terugkomen op het antwoord, dat de voorzitter in de laatste raadsvergadering gaf op sprekers vraag inzake het gelegenheid geven aan politiepersoneel tot kerkgang op Zondagen. De voorzitter heeft toen gezegd: „dat iemand zes weken achter elkaar niet in de gelegenheid is gesteld om naar de kerk te gaan, is echter niet waar". Spreker moest toen buigen voor de gegevens, die door de politie waren overgelegd. Na de vergadering bemerkte spreker, dat de Voorzitter alleen gegevens bezat over de maand Mei, terwijl spreker over 6 Zondagen w.o. de bollenzondagen gesproken had. Het ging dus niet aan s sprekers be- wering te weerleggen met een rooster over de 4 weken van Mei. Naar aanleiding van punt 12 der agenda, waarbij voor de handen- arbeidlokalen in Dreefschool en Craijenesterschool o.a. crediet werd ver- leend voor het aanbrengen van T.L.-verlichting, wil spreker er op wijzen, dat hier en daar bezwaar tegen dit soort verlichting wordt gemaakt, om- dat zij schadelijk zou zijn voor de gezondheidstoestand van hen die in dit ücht werken. Het is mogelijk, dat verschillende kinderen voor dit licht gevoelig zijn. Spreker verzoekt na te gaan in hoever dit juist is. De Voorzitter, de eerste opmerking van de heer Ir Kooijmans beant- woordend, zegt, dat zijnerzijds bedoeld is te zeggen, dat de gegevens over een bepaalde periode niet strookten met hetgeen naar voren werd ge- bracht. Soms wordt door betrokkenen het meerdere werk als een uitvlucht gebruikt om niet naar de kerk te gaan, terwijl anderen blij zijn als zij dubbel kunnen verdienen. De gegevens van de heer Ir Kooijmans waren anders. Spreker zal dit nog speciaal onderzoeken, omdat het niet zo mag zijn, dat niet minstens éénmaal per Zondag naar de kerk kan worden gegaan. De heer Disselkoen, wethouder, kan de heer Ir Kooijmans geruststellen. De T.L.-verlichting is niet alleen onschadelijk, maar zelfs perfect. Spreker heeft juist heden nog in een medisch werk gelezen, dat het een uitnemende lichtbron is. Alleen indien de lampen te laag worden aangebracht, kan het licht een verkeerde inwerking hebben. Indien de lampen voldoende hoog worden aangebracht, en dat kan in schoollokalen die meestal hoog zijn, dan zijn zij héél goed, mede omdat het licht zich laat mengen met het daglicht. De heer Zegwaart merkt op, dat in de commissie voor de bedrijven deze kwestie ook al eens is besproken. De heer Ir Duijnstee was toen van mening, dat het inderdaad niet juist was deze verlichting maar klakkeloos aan te brengen, doch dat dit deskundig diende te geschieden. Dit is echter voor spreker geen reden om hetgeen de wethouder heeft gezegd in twijfel te trekken. Algemene politieverordening. De heer Mr Dr van Bruggen brengt hulde aan de Voorzitter voor de toezending aan de commissie voor de strafverordeningen van een ontwerp- politieverordening. In deze raad is te dien aanzien nog wel eens gezegd „zuster Anna ziet ge nog niets komen". Spreker wil er aan toevoegen, dat het hier een lijvig stuk betreft, waaraan een grote hoeveelheid werk verbonden was, alvorens het rijp was om in de commissie te worden behan- deld. Spreker v'ermoedt wel, dat de behandeling in de commissie en andere instanties, nog wel enige tijd zal vergen. De heer Beijnders is het er mee eens, dat het een lijvig stuk is. Als

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1954 | | pagina 11