160
29 Juli 1954.
mer g'ezeg'd, dat 59 van de 16-jarige kinderen zelf verdienen
Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft de volgende' gesevens
verstrekt omtrent het aantal studerende kinderen:
°P 21-jarige leeftijd bedraagt dit 4.6
- 22 3.6%
23 3.2
24 2.8
25 2.5
Hieruit blijkt, dat er slechts een gering percentage kinderen is dat door-
studeert. De kans is aanwezig, dat bij de genoemde 59 ook uitblinkers
zijn en van de nieuwe regeling kunnen profiteren, maar dit zal volgens
spreker maar hoge uitzondering zijn.
De heer Mr Zeelenberg heeft er op gewe.zen, dat nu niet meer in de
regelmg geëist wordt, dat de kinderen een inrichting voor algemeen vor-
mend- of vakonderwijs bezoeken om tot 27 jaar voor kindertoeslag in aan-
merking te komen. Spreker werpt hier de vraag op, hoe men staat tegen-
°ver het leerlingenstelsel in de fabrieken. Is dat een geval waarbij men
van studerend kan spreken? Spreker heeft hierop nooit antwoord ge-
kregen. Indien een dergelijke opleiding onder de regeling zou vallen zou
er în ruimere mate van geprofiteerd kunnen worden. Het zou interessant
zijn na te gaan wie van deze regeling belangrijk nadeel en wie daarvan
voordeel zal gaan genieten. Dit zou tot belangrijke cijfers aanleiding geven
en meer mzicht in de materie. Spreker blijft de nieuwe regeling een ver-
slechtering vinden. Het is nu wel aardig dat de wethouder zegt, dat deze
regeling door een partijgenoot van spreker verdedigd wordt, maar dat is
toch ook wel weer logisch. Als men voor een bepaalde partij in het Kabinet
zitting heeft, dan is het begrijpelijk, dat men de regeringspolitiek tot uit-
voenng brengt, ook al heeft men te kennen gegeven het er persoonliik
niet mee eens te zijn.
Spreker had gehoopt, dat burgemeester en wethouders deze materie nop
eens rustig hadden willen bezien.
De heer Eeijnders zegt, dat luisteren moeilijker is dan spreken. De heer
Zegwaart geeft het gesprokene door spreker weer als zou hij gezegd
hebben dat de kindertoeslag een loondrukkende tendenz heeft. Spreker
heeft alleen gewaarschuwd tegen de argumentatie die vöör kindertoeslag
wordt gebruikt. Zolang de gemiddelde lonen zo laag blijven, zal men de
kindertoeslag houden.
He,^ce,r Mr van Wiik. wethouder, zegt, dat de heer Zegwaart heeft
gesteld, dat hier sprake is van een verkregen recht en dat daarom daar
met aan getornd mag worden. Zal men de redenering van ,,wat is moet
zo biijven" aanvaarden, dan zou er nog maar weinig veranderd kunnen
worden. Dit îs een halve redenering en daarom onjuist. Spreker rectificeert
zijn bewermg, dat het overheidspersoneel in 1946 een uitzonderingspositie
verkreeg, in die zin, dat in 1946 voor het overgrote deel der werknemers
de leeftijdsgrens voor kindertoeslag werd vastgesteld op 16 jaar. Als het
overheidspersoneel de toeslag bleef ontvangen voor kinderen tot 18 jaar,
dan wil dat nog niet zeggen, dat dit juist was. Zij genoten hiermede een
voorrecht en het zou onjuist zijn dit nog langer te continueren. 16-iarigen
gaan naar schooi of zijn aan het werk. Er is geen aparte groep aan te
wijzen waar zij, die doorstuderen, het meest voorkomen. Dat het percen-
tage der kmderen dat doorstudeert zo laag is, kan aan allerlei omstan-
digheden liggen. Deze maatregel kan een stimulans zijn voor meerdere
studie. Wetenschap vertegenwoordigt nationaal kapitaal. Er is geen enkele
aanleiding op het voorstel van de heer Zegwaart in te gaan. De suggestie
om de regeling met soepelheid te hanteren, is een kwestie van rechtspraak,
die niet hier beslist kan worden, omdat daar aparte college's voor zijn.