28 October 1954.
228
hebben. Iedereen zal wel toegeven, dat men met deze inkomsten geen
rijkdom heeft.
Eerstens gelooft spreker, met de heer Reijnders, dat hier een ongewenst
verschil zou worden gemaakt tussen de behandeling van het overheids-
personeel en dat van het particuliere bedrijf. Tweedens vindt spreker de
hele oplossing niet elegant. De mensen iets meer geven dan waarop zij
recht hebben, te lenen en niet terug te vragen, moet een gemeentebestuur
niet doen. Spreker verzoekt de heer Zegwaart nog een nadere toelichting
te geven, omdat hij de rekensom niet goed begrepen heeft,
De heer Zegwaart zegt, dat iemand die 3000.verdient, krachtens
deze 6 over de laatste drie maanden van dit jaar, 45.zal ontvangen.
Nu is de bedoeling van dat gemeentebestuur, dat men dit bedrag voor
gehuwden aanvult tot /100.—, zulks bij wijze van voorschot op hetgeen
men in 1955 zal krijgen. De brutolonen van de gevallen die spreker heeft
aangehaald, zijn in het eerste geval /51.40, in het tweede /54.89 en in
het derde /50.81. Spreker heeft gesproken van een juridische vondst.
juist in het vorige besluit heeft de raad zich bij een dergelijke vondst
neergelegd.
De heer Mr Zeelenberg heeft tegen de voorgestelde procedure bezwaar,
waarom hij aan het idee van de heer Zegwaart zijn steun niet zal geven.
In het particuliere bedrijf zal over de jeugdlonen nog gesproken worden.
Waarschijnlijk ligt dat in de sector van het overheidspersoneel gelijk-
soortig. Daar zit dus nog een zekere mogelijkheid van beweging in. Het
op een aparte manier behandelen van de laagst gesalarieerde groepen in
de aangegeven vorm, lijkt spreker niet juist.
De heer Mr van Wijk, wethouder, zegt, dat er, als zo vaak, in de be-
doelingen van de heer Zegwaart iets sympathieks schuilt. Nochtans meent
spreker dat het college en de raad hier niet achter kunnen staan. De heer
Zegwaart heeft zelf al gezegd, dat het niet zo lang meer duren zal dat de
salarissen van het gemeentepersoneel opnieuw worden besproken. Bij een
ander met de heer Zegwaart gehouden debat, heeft spreker al eens gezegd,
dat toch vooral niet begonnen moet worden met lapmiddelen als inderdaad
in de grote lijn iets zal moeten gebeuren. Spreker gelooft, dat men met
dergelijke lapmiddelen afbreuk doet aan een misschien gerechtvaardigde
actie, waarover hij op dit moment niet spreken wil of kan, omdat de
gegevens hem daartoe ontbreken. Een dergelijk incidenteel oplossen van
een groot vraagstuk moet ondergeschikt zijn aan de radicale oplossing
van het gehele vraagstuk. De heer Zegwaart heeft al voorvoeld dat met
de circulaire van de minister zou worden gezwaaid en dat moet ook ge-
beuren, want de minister heeft zich niet zo ondubbelzinnig uitgelaten.
Hij zegt n.l.„Uitdrukkelijk breng ik onder uw aandacht, dat afwijkende
maatregelen niet zullen worden aanvaard." Een dergelijke revolutionnaire
daad als de heer Zegwaart bedoelt, kan men van een college als dit toch
niet verwachten en zeker niet van de wethouder die met personeelszaken
is belast. Dat ondanks deze duidelijke waarschuwing een middel gezocht
wordt om de circulaire te ontduiken, is bepaald onelegant. Men gaat een
voorschot geven met de bedoeling, dat voorschot nooit terug te vragen.
Als spreker goed geïnformeerd is, kunnen de kosten van dit alles uit-
eindelijk ten laste van het gemeentefonds komen. Het kan zijn dat hier
ook weer riemen gesneden worden van andermans leer. Het lijkt spreker
volkomen onjuist, dat men voor eigen groep een zekere bevoorcMing langs
een onelegante weg in het leven roept en het daarna zo ver laat komen
dat een derde het gelag betaalt. Spreker ziet geen andere weg die gevolgd
zou kunnen worden om thans een andere oplossing voor te stellen. Juist is
alleen, direct de 6 op deze wijze uit te keren.