131
2 December 1954.
3. W aai in deze Voorschriften wordt gesproken van voorg"evelbreedteD,
worden daarvoor de onderlinge afstanden van de begrenzende ziimurei
hart op hart gemeten.
4. De onderlinge afstanden van niet evenwijdige gevels en de afstanden
van gevels tot daarmede niet evenwijdige erfscheidingen, worden daar
gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn.
PAR. II.
BESTEMIVIINGSBEPALINGEN.
Artikel 3.
Eengezinshulzen.
1. Op de gronden, bestemd voor bebouwing met eengezinshuizen (bebou-
wingscategorieën A, B, C, D, J, K en L), mogen uitsluitend worden
opgencht: in categorie J eengezinshuizen met ingebouwde bergruimten
en in de categorieën A, B, C, D, K en L eengezinshuizen met bij de
womngen behorende niet voor bewoning bestemde bijgebouwen (b.v,
garages of schuren)uitsluitend ten dienste van de bewoners van het
eengezinshuis, waarbij bedoelde bijgebouwen behoren en met inacht-
neming van artikel 17.
2. a. De eengezinshuizen mogen uitsluitend worden gebouwd op en bin-
nen de bebouwingsstroken, waarvan zij de begrenzende lijnen slechts
mogen overschrijden met achteruitbouwen, waarvoor artikel 16 ir,
acht moet worden genomen.
b. De voorgevels der eengezinshuizen moeten worden geplaatst in de
naar de weg gekeerde begrenzende lijn van de bebouwingsstroken
c. Wanneer een eengezinshuis zo dicht bij een einde van een bebou-
wmgsstrook wordt opgericht, dat volgens deze Voorschriften geen
voldoende ruimte zou overblijven om daarnaast nog een woning te
bouwen, moet bedoeld eengezinshuis, zo mogelijk, met één gevel in
de korte begrenzingslijn van de bebouwingsstrook worden geplaatst,
3. De eengezinshuizen moeten worden aaneengebouwd in de categorieën
A, D en J.
Het aantal eengezinshuizen, dat ten hoogste mag worden aaneenge-
bouwd bedraagt:
voor categorie B: 8;
voor categorie C: 4;
voor categorie K: 4;
voor categorie L: 4.
4. De voorgevelbreedte der eengezinshuizen moet ten minste bedragen:
voor categorie A, B, C en J6.00 m;
voor categorie D 5.50 m;
voor categorie K 6.50 m;
voor categorie L 7.00 m.'
5. De goothoogte der eengezinshuizen moet, resp. mag bedragen:
voor de categorieën A, B, C, D en J ten minste 4.50 m en ten hoogste
5.75 m;
voor categorie K ten minste 5.50 m en ten hoogste 6.50 m;
voor categorie L ten minste 6.00 m en ten hoogste 7.00 m.
6. Het bij een niet beiderzijds aangebouwd eengezinshuis behorend terrein,
gelegen tussen de zijerfscheiding(en) en de niet aangebouwde zijde(n)
van het eengezinshuis, heeft ter diepte van de bebouwingsstrook en
over een hierna te noemen breedte, gemeten uit de zijdelingse erf-
afscheidmg, de bestemming van tuin of agrarische doeleinden, als nader