26
27 Januari 1955.
kant had moeten bekijken, hij daarvan een uitvoerige studie had moeten
maken en daar heeft hij geen gelegenheid voor gehad.
De Voorzitter antwoordt, dat burgemeester en wethouders natuurlijk
niet over ijs van één nacht zijn gegaan. Zij hebben deze verordening dege-
lijk onder de loupe genomen. Er zijn natuurlijk overal haken en ogen te
vinden, maar het college gelooft, dat deze verordening een waarborg
schept waarop men zich beroepen kan, indien onevenredig schade zou
worden toegebracht.
De heer Reijnders zegt, naar aanleiding van de opmerking van Mr Dr
van Bruggen, toch wel te geloven, dat het goed zou zijn als deze verorde-
ning ook êens zou worden bekeken door de commissie voor juridische aan-
gelegenheden. Dan kunnen de juristen die in deze commissie zitting
hebben, daar hun oordeel eens over geven.
De Voorzitter wijst er op, dat hier geen commissie voor juridische aan-
gelegenheden bestaat, doch wel een commissie voor de strafverordeningen.
Voor deze commissie zal binnenkort een vergadering worden uitgeschre-
ven, omdat dan de algehele herziening van de politieverordening aan de
orde zal worden gesteld.
Het ontwerp-besluit wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming
vastgesteld.
VII. TOEPASSING SCHADEVERGOEDINGSVERORDENING OP
HERZIENING LIII C VAN HET UITBREIDINGSPLAN.
Het voorstel met ontwerp-besluit is opgenomen in de gedrukte stukken
onder volgno.
13a. Toepassing schadevergoedingsverordening op Herziening LIIIc.
Het ontwerp-besluit wordt zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.
VIII. CREDIET VOOR INRICHTTNG GEDEELTE RAADHUIS-
PLEIN 17 VOOR BUREAU HUISVESTING.
Het voorstel met ontwerp-besluit is opgenomen in de gedrukte stukken
onder volgno.
15. Crediet voor inrichting gedeelte perceel Raadhuisplein 17
ten behoeve van een secretarie-afdeling.
De heer Scheer zegt, al eens eerder opgemerkt te hebben, dat hij niet
warm loopt voor provisorische oplossingen. Thans is er weer zo'n op-
lossing aan de orde. Spreker voelt echter wel de noodzaak van deze maat-
regel. Het is hem opgevallen, dat onder de kosten van inrichting een klok
genoemd wordt. Spreker vraagt of die bij een provisorische inrichting
nodig is. Iedereen is toch in het bezit van een horloge. Spreker vindt deze
uitgave een beetje overbodig.
De Voorzitter merkt op, dat voor een ambtenaar een klok natuurlijk
uitermate belangrijk is.
De heer Scheer vindt dit een belediging voor de ambtenaren. Hij wil
daar onmiddellijk tegenop komen.
De Voorzitter zegt deze opmerking niet gemaakt te hebben tegen de
heer Scheer in zijn kwaliteit van ambtenaar, maar in zijn kwaliteit van
lid van de raad.
De heer Scheer moet toch tegen dit woord protesteren, al heeft de
voorzitter sprekers functie van ambtenaar buiten beschouwing gelaten.