22
3 Februari 1955.
en niet voor bewoning bestemde dienstgebouwen en bijgebouwen,
ten dienste van de aan deze gronden gegeven bestemming.
b. Op de sub a genoemde gronden mogen voorzieningen worden aan-
gelegd als parkeerterreinen, paden, tennisbanen, e.d.
c. Op de sub a genoemde gronden mogen ten hoogste twee dienst-
woningen worden opgericht. Deze woningen moeten eengezinshuizen
zijn.
d. De oppervlakte van het bij een hoofdgebouw, als sub a bedoeld,
behorend perceel moet ten minste 2000 m2 bedragen.
e. Het gedeelte van het totale oppervlak sub d genoemd, dat ten hoog-
ste mag worden bebouwd, bedraagt 30
f. De goothoogte van de sub a bedoelde hoofdgebouwen mag ten hoog-
ste 6.00 m en van de bijgebouwen ten hoogste 2.50 m bedragen.
g. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere aanwijzingen
te geven ten aanzien van plaatsing en afmeting der gebouwen.
2. a. De gronden, bestemd voor recreatieve doeleinden (categorie B),
zijn bestemd voor diverse ontspanningsdoeleinden, zoals kinder-
speelvelden, speelweiden, e.d. en mogen uitsluitend worden bebouwd
met kleine gebouwen, ten dienste van de aan deze gronden gegeven
bestemming met een goothoogte van ten hoogste 2.50 m en een
oppervlakte van ten hoogste 30 m2.
b. Op de sub a genoemde gronden mogen voorzieningen worden aan-
gelegd als paden, verharde terreinen, tennisbanen e.d.
3. a. De gronden, bestemd voor recreatieve doeleinden (categorie C),
zijn bestemd voor diverse ontspanningsdoeleinden, zoals kampeer-
terreinen, speelweiden e.d. en mogen uitsluitend worden bebouwd
met kleine gebouwen, ten dienste van de aan deze gronden gegeven
bestemming.
b. Op de sub a genoemde gronden mogen voorzieningen worden aan-
gelegd als paden, verharde terreinen, tennisbanen e.d.
4. De gronden, bestemd voor recreatieve doeleinden (categorie D), zijn
bestemd voor groene ruimten, zoals boomgaard, moestuin, gazon, e.d.
en mogen niet worden bebouwd.
PLANTSOEN, GROENSTROOK, BERM.
Artikel 4.
De gronden, bestemd voor plantsoen, groenstrook of berm, mogen niet
worden bebouwd.
WEG.
Artikel 5.
De gronden, bestemd voor weg, zijn bestemd om te worden verhard dan
wel als berm of groenstrook te worden ingericht.
Deze gronden mogen niet worden bebouwd.
MONUMENT.
Artikel 6.
De gronden, bestemd voor monument, zijn bestemd om te worden gelaten
in de historische toestand.