22
3 Februari 1955.
3. SLOTBBEPALINGEN.
ONTHEFFINGSBEVOEGDHEID.
Artikel 7.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd al dan niet onder door
hen te stellen nadere voorwaarden ontheffing te verlenen van de
bepalingen van het plan, voor het oprichten van kleine niet voor bewoning
bestemde gebouwtjes van openbaar nut, zulks ten behoeve van een over-
heidsbedrijf of daarmede gelijk te stellen lichaam. Dergelijke gebouwtjes
kunnen zijn: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes,
telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, benzine-laadstations
e.d., doch geen reclameborden of -zuilen.
AFWIJKINGSBEVOEGDHEDEN.
Artikel 8.
1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met voorafgaande schrifte-
lijke toestemming van Gedeputeerde Staten van Noordholland, welke
niet wordt aangevraagd, dan nadat de belanghebbenden in de gelegen-
heid zijn gesteld hun bezwaren tegen de voorgenomen afwijking(en)
kenbaar te maken, in bijzondere gevallen de bestemming van terrein
te wijzigen, teneinde mogelijk te maken, dat in aJwijking van het
plan gebouwen en voorzieningen, als bedoeld in artikel 3, eerste lid,
worden gebouwd, op ieder der in de leden 2 en 3 van artikel 3 voor
recreatieve doeleinden bestemde gronden.
2. Bij het verzoek om toestemming, bedoeld in het eerste lid, leggen
burgemeester en wethouders eventueel ingekomen bezwaren over aan
Gedeputeerde Staten van Noordholland.
3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd enig onderdeel van de grens
of de richting van een straat of de vorm of indeling van een plein
nader vast te stellen en dienovereenkomstig de vorm der terreinen te
wijzigen, wanneer bij definitieve uitmeting zou blijken, dat de geringe
afwijkingen noodzakelijk zijn tot een juiste aanpassing van het plan
aan de werkelijke toetand van het terrein.
BESTAANDE GEBOUWEN.
Artikel 9.
1. Geen gebouw mag worden opgericht, indien daardoor enig bestaand
gebouw dan wel enig perceel of terrein in een toestand zou worden
gejjracht, welke in strijd zou zijn met het uitbreidingsplan. Onder be-
staand gebouw wordt hierbij verstaan een gebouw, dat op de datum
van inwerkingtreding dezer voorschriften reeds bestond of krachtens
een verleende, of op een reeds ingediende aanvrage te verlenen, bouw-
vergunning kan worden opgericht.
2. Grond, welke eenmaal in aanmerking is en moest worden genomen bij
de verlening van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of alsnog
kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen
buiten aanmerking.
OVERGANGSBEPALING.
Artikel 10.
Ten tijde van de vaststelling van het plan van uitbreiding bestaande