43 31 Maart 1955. met dien verstande, dat zolders boven de eigenlijke woning, alsmede de bijkeukens met een inhoud van ten hoogste 18 m3, als tot de woning behorende moeten worden beschouwd. 4. De onderlinge afstanden van niet evenwijdige gevels en de afstanden van gevels tot daarmede niet evenwijdige erfscheidingen, worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn. 2. BESTEMMINGSBEPALINGEN. Artikel 3. Industrieterrein. 1. Op de gronden, bestemd voor industrieterrein, mogen uitsluitend wor- den gebouwd bedrijfsgebouwen ten dienste van de industrie. Op deze gronden mogen bij bovenbedoelde bedrijven behorende dienst- woningen worden opgericht, met inachtneming van het sub 3 be- paalde. 2. De oppervlakte van de industrieterreinen moet tenminste 360 m2 en mag ten hoogste 3600 m2 bedragen. 3. Bij een bedrijf, hetweik een terreinoppervlakte heeft van ten minste 750 m2 (bebouwde gedeeite daarvan inbegrepen) mag één dienstwoning met een inhoud van ten hoogste 500 m3 worden opgericht. Deze dienst- woning moet een eengezinshuis zijn. 4. De in het eerste lid bedoelde gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht op en binnen de daarvoor bestemde gronden, welker grenzen zij nergens mogen overschrijden. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd hiervan ontheffing te ver- lenen voor overschrijding van de grenzen der bovengenoemde gronden ten behoeve van het aanbrengen van luifels en los- en laadperrons tot een maximum diepte van 1.50 m. 5. De in het eerste lid bedoelde gebouwen moeten met één gevel worden geplaast in de naar de weg, dan wel in de naar het Heemsteedse Kanaai gekeerde begrenzingslijn van de bouwterreinen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd al dan niet onder door hen te steiien nadere voorwaarden ontheffing hiervan te verlenen. 6. De gebouwen, als bedoeld in het eerste lid, mogen uitsluitend worden gebouwd met de lengte-as evenwijdig aan of loodrecht op de naar de weg dan wel op de naar het Heemsteedse Kanaai gekeerde begren- zingslijn van de bouwterreinen. 7a. De in het eerste lid bedoelde gebouwen mogen uitsluitend worden op- gericht met inachtneming van een onbebouwde strook grond langs de achtergrens van het bedrijfsterrein van een breedte van ten minste 4.00 m, gemeten uit de eerder genoemde achtergrens. b. Onverminderd het in iid 5 bepaalde moet de afstand van de bebouwing, als bedoeid in het eerste lid, tot de zijdelingse erfscheidingen bedragen: 1. voor terreinen met een oppervlakte van tenminste 360 m2 tot 750 m2 aan één zijde van het terrein tenminste 3.00 m, aan de andere zijde van het terrein geen afstand of ten minste 1.00 m; 2. voor terreinen met een oppervlakte van tenminste 750 m2 tot 1500 m2: tenminste 3.00 m; 3. voor terreinen met een oppervlakte van tenminste 1500 m2: ten- minste 4.00 m.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1955 | | pagina 58