53
2e Afd.
28 April 1955.
VACANTIE-UITKERING AAN GEMEENTEPERSONEEL.
Aan de Raad,
Krachtens Uw besluit van 1 Juli 1954 no. 57 werd aan het personeel
in dienst der gemeente over 1954 een vacantie-uitkering toegekend over-
eenkomstig de regeling, welke terzake voor het rijkspersoneel was ge-
troffen door een wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement
en het (Rijks) Arbeidsovereenkomstenbesluit bij Koninklijk Besluit van
19 Mei 1954 Stbl. no. 208.
Bij circulaire van 29 Maart j.l. no. 21447 heeft de Mmister van Bmnen-
landse Zaken thans medegedeeld, dat een Koninklijk Besluit in voorberei-
ding is tot wijziging, te rekenen met ingang van 1 Januari 1955, van de
voor het rijkspersoneel geldende regeling, in dier voege dat:
a. de vacantie-uitkering als een vaste toelage zal worden aangemerkt
en een onderdeel van de pensioensgrondslag zal uitmaken. Het voor-
nemen tot deze wijziging werd door de Minister reeds kenbaar ge-
maakt in zijn circulaire van 4 December 1954 no. 20641 tot regeling
van de 6 verhoging der bezoldiging ingaande 1 Januari 1955;
b. de vacantie-uitkering ook over het bedrag van de kindertoelage en
de kindertoeslag dan wel van de kinderbijslag zal worden berekend.
Aangezien dit deel der uitkering is gebaseerd op een trjdelijke toe-
lage, toeslag of bijslag kan het niet anders dan bij wijze van tijdelijke
toelage worden toegekend;
c. de peildatum voor de bepaling van het bedrag der bezoldiging, het-
welk als maatstaf dient voor de berekening der vacantie-uitkering
op grond van practische overwegingen wordt verschoven van 1
Januari naar 1 Mei van het betreffende jaar.
De Minister nodigt in zijn eirculaire van 29 Maart j.l. de gemeente-
besturen uit bij de regeling der aanspraken voor het personeel in dienst
der gemeente reeds aanstonds met vorenstaa.nde wijziging rekening te
houden en geeft voorts in ernstige overweging de regeling der vacantie-
uitkering op te nemen in de gemeentelijke rechtspositieregelingen. Naar
aanleiding van dit laatste verzoek lag het in ons voomemen na de ver-
schijning van eerdergenoemd Koninklijk Besluit een desbetreffend voorstel
aan Uw College te doen.
Inmiddels werd er door de Minister van Binnenlandse Zaken in zijn tot
zijn ambtgenoten gerichte brief van 6 April j.l. no. 21520 op aangedrongen
de vacantie-uitkering aan het rijkspersoneel niet later uit te betalen dan
in de eerste week van Mei en deze uitbetaling te doen samenvallen met de
uitkering ineens over het eerste halfjaar 1955, waaromtrent wij Uw
College een afzonderlijk voorstel doen.
Ten einde voor het gemeentepersoneel een soortgelijke gedragslijn te
kunnen volgen, leek het ons gewenst, in afwachting van onze nadere
voorstellen tot aanvulling der rechtspositieregelingen, U thans voor te
stellen de regeling der vacantie-uitkering voor het rijkspersoneel, zoals
deze na haar wijziging zal luiden, van overeenkomstige toepassing te
verklaren op het personeel in dienst onzer gemeente.
Een daartoe strekkend besluit wordt U hierbij in concept ter vast-
stelling aangeboden.
Heemstede, 20 April 1955.
Burgemeester en wethouders van Heemstede,
A. G. A. van Rappard.
De secretaris,
T. M. Schelling.