28 April 1955.
141
IX. UITKERING INEENS AAN HET GEMEENTE-PERSONEEL
OVER HET le HALPJAAR 1955.
Het voorstel met ontwerp-besluit is opgenomen in de gedrukte stukken
onder volgno.
52. Uitkering ineens aan het gemeentepersoneel over
het eerste halfjaar 1955.
De Voorzitter deelt mede, dat alsnog van het centraal orgaan het
advies is binnengekomen om zo spoedig mogelijk deze uitkering ineens
te bevorderen.
De heer Zegwaart merkt op, dat hoge verwachtingen zijn gekoesterd
van het resultaat van de onderhandelingen tussen de regering en het
georganiseerd overleg. Spreker gelooft in het algemeen te mogen vast-
stellen, dat het resultaat nogal wat is tegengevallen. Voor de zoveelste
maal wil spreker het college verzoeken om zoveel mogelijk de mogelijk-
heden die intern bestaan, te benutten. Spreker heeft bij herhaling de
verzekering gekregen dat dit zou gebeuren. Hij meent rustig te mogen
zeggen, dat de hele raad zich hiermede accoord heeft verklaard. Spreker
kan zich begrijpen dat het college de resultaten van het overleg even
heeft afgewacht, maar nu dit is tegengevallen, hoopt spreker, dat burge-
meester en wethouders over de gehele lijn zullen proberendatgene te
doen wat mogelijk is, zonder daarmede in moeilijkheden met gedeputeerde
staten te komen.
De heer Mr van Wijk, wethouder, zegt, dat wanneer burgemeester en
wethouders een enigszins afwachtende houding hebben aangenomen, bij
hen een ander motief heeft gegolden dan door de heer Zegwaart naar
voren is gebracht. Zij weten n.l. graag wat zij doen, d.w.z. dat zij willen
kunnen overzien hoe zwaar bepaalde besluiten wegen. Het is, nu de
regering gesproken heeft, inderdaad iets gemakkelijker geworden. De
resultaten van het overleg zijn niet helemaal tegengevallen, want spreker
heeft ook wel eens van de heer Zegwaart een uitlating gehoord die op een
minder resultaat kwam dan nu bereikt is. Hoe het zij, burgemeester en
wethouders weten nu een kant van de zaak en zij kunnen daar nu rekening
mee houden. Het is inderdaad niet het voornemen van het college het
hierbij te laten. Burgemeester en wethouders zullen de bestaande rege-
lingen misschien met wat meer soepelheid en elasticiteit hanteren dan
wel eens geweest is, dus binnen het kader van de bestaande mogelijk-
heden. Daarnaast, voor zover de letter zich gaat verzetten en men toch
aan het raam wil vasthouden waarbinnen orde en regel moet heersen,
ook ten aanzien van de werkverdeling en honorering van de werkzaam-
heden, willen zij nog enkele uitloopmogelijkheden maken, zoals ook op
andere plaatsen is gebeurd. Spreker kan de heer Zegwaart wat dat
betreft geruststellen. Dit is weer een stap op de goede weg, maar het
college meent niet de laatste stap en er zijn plannen in een vergevorderd
stadium van voorbereiding om op deze weg voort te gaan.
De heer Zegwaart is de wethouder buitengewoon dankbaar voor deze
mededeling. Op de opmerking van de wethouder, dat spreker bij vorige
gelegenheden, toen het resultaat van het overleg minder was als thans,
daarover toch zijn verheugenis heeft uitgesproken, wil spreker even in-
gaan. Het is gelukkig niet zo, dat er helemaal niets bereikt is. Maar de
heer Mr van Wijk verzuimt in zijn oordeel het feit te betrekken, dat
spreker en de organisaties vroeger met bepaalde zaken accoord zijn ge-
gaan, omdat zij toen moesten handelen in een tijd van armoede-economie.
De organisaties zijn daar volledig mee accoord gegaan en hebben er aan
medegewerkt. Nu zijn we echter in een andere tijd gekomen, n.l. in die