172
30 Juni 1955.
mterpreteerd, dat dê betrokkene een ontvangstbewijs, waarin de korte
inhoud van zijn dispensatie staat vermeld, zal worden uitgereikt opdat hii
zicb kan verweren als dat noodzakelijk is.
Er is verder wel eens de gewoonte dat een wet niet genoemd Wordt
naar het staatsblad maar naar de auteur. Spreker zou deze verordening
de verordening van Rappard willen noemen.
De heer Ir Kooijmans zegt, dat de heer Mr Dr van Bruggen er op heeft
gewezen, dat het gewenst is, dat deze verordening met soepelheid
wordt toegepast. AIs voorbeeld noemt spreker terreinen waar-
toe de toegang verboden is, doch waarvan toch stilzwijgend wordt toe-
gestaan om ze te betreden, tenzij men bepaalde dingen uitvoert waarna
men wordt geverbaliseerd. Spreker zou dan ook met deze verordening
tegen excessen willen waken.
Ondanks dat iedere Nederlander geacht wordt de wet te kennen, zijn
heel weinig mensen met de wet op de hoogte. In dit verband zou spreker
willen vragen aan deze verordening meer publiciteit te geven, door b.v.
telkens een enkel artikel te publiceren, zodat daarop meer de' aandacht
valt dan wanneer de verordening in haar geheel wordt gepubliceerd. Men
kan zich dan hoeden voor overtredingen.
De heer Mr Zeelenberg vraagt de aandacht voor artikel 59, luidende:
„Het is verboden goederen, oude materialen of afvalstoffen van welke aard
of benaming ook, op te kopen of zich op andere wijze te verwerven". De
inhoud van het artikel zelf en een vergelijking met artikel 58 maakt
duidelijk, dat hier uitgevallen zijn de woorden „aan de huizen" of ,,langs
de weg", want het is natuurlijk aan iedereen toegestaan om dit''soort
materialen te kopen en te verkopen, maar hij mag ze niet aan de huizen
ophalen zonder ontheffing. Spreker geeft dan ook in overweging die woor-
den aan dat artikel toe te voegen of woorden van gelijke strekking.
Voorts staat in artikel 115, lid d het verbod ,,op de weg te leunen tegen
of zich te bevinden op brugleuningen of (geen passagier zijnde) te leunen
tegen of zich te bevinden in wachthuisjes der Noord-Zuid-Hollandse Ver-
v°er Maatschappij". Spreker neemt aan, dat de passagiers in spé, wel
tegen deze wachthuisjes mogen aanleunen. Spreker geeft in overweging
om de woorden ,,der N.Z.H.V.M." te vervangen door de woorden ,,een
wachthuisje van enig openbaar vervoermiddel" zonder de naam er bij te
vermelden.
De heer Brink vraagt, naar aanleiding van het bepaalde in artikel 14,
dat alle mannelijke inwoners van 19 tot 59 jaar voor een of ander doel
gevorderd kunnen worden, of het de bedoeling is om de vrijwillige BB-ers
eigenlijk met een knuppeltje naar de BB te dirigeren.
De Voorzitter antwoordt ontkennend. Spreker is niet van plan zijn eigen
glazen in te gooien.
De heer Scheer merkt op, dat in artikel 84 en volgende gesproken wordt
over „voor het publiek toegankelijke iokaliteiten". Tot zijn spijt heeft
spreker in artikel 1 van dit begrip geen definitie gevonden. Spreker vraagt
dit, omdat er nog wel eens strijd is wat al of niet een voor het publiek
toegankelijke iokaliteit is.
De Voorzitter antwoordt, dat, wanneer men hiervan een limitatieve
opsomming zou geven, men het gevaar loopt wat vergeten te hebben.
Door de rechter zal moeten worden uitgemaakt wat onder een voor het
publiek toegankelijke lokaliteit wordt verstaan.
Naar aanleiding van het bepaalde in artikel 86, zegt de heer Scheer,
dat het vaak gebeurt, dat er een min of meer openbare vergadering wordt
belegd en dat staande de vergadering het voorstel wordt gedaan om voor
het een of ander liefdadig doel of een doei met een algemene strekking,