30 Juni 1955. 2g3 Echter, bij dit voorstel is dat nu juist niet het geval geweest. De heer Reijnders heeft terecht de vraag op tafel gelegd of de basis wei goed îs, zodat men een regeling krijgt die aan alle betrokkenen voldoende zekerheid geeft. Terecht heeft hij ook gezegd, laten we dit eens bekijken. De basis, de condities, de zekerheid, de achtergrond van de regeling moet bestudeerd worden. Spreker twijfelt er niet aan of het voorstel zoals dit zijnerzijds gedaan wordt, zal blijken voldoende zekerheid te bieden. Niemand moet zijn uitgesloten, heeft de heer Zegwaart terecht gezegd Bij de regeling die met de groep verzekeringsmaatschappijen getroffen kan worden, zrjn met alleen deelnemers de in dienst zijnde ambtenaren, maar ook de ambtenaren die op wachtgeld zijn gesteld of de gemeentedienst met pensioen hebben veriaten, alsmede hun weduwen. De regeling omvat dus allen die daarvoor in aanmerking komen. Hier is ook geen selectie toegepast door de goeden wel en de slechten niet te nemen. Iedereen kan voor alles in aanmerking komen. Het is dus zeker niet zo, dat sprekers voorstel priori niet waard is te worden bestudeerd. Het is zeker niet zo, dat priori een voor dit doel een aantal gemeenten en de provincie gevormd fonds gekozen moet worden. Beiden moeten een fair chance hebben. Het is dan voor spreker niet twijfelachtig welk van de 2 voorstellen zijn voorkeur heeft. Wanneer gekozen wordt voor het afsluiten van een regeling bij de groep van ter goeder naam en faam bekend staande verzekeringmaatschappijen dan wordt hierdoor een stuk soclale zorg beoefend op zodanige manier, dat het particuliere bedrijfsleven zijn kans krijgt, een en ander onder volledig toe- zicht en contrôle en op een wijze die alle waarborgen en zekerheid biedt. Wanneer het mogelijk is dat een stuk sociale zorg bedreven wordt op goede betrouwbare wijze door het particuliere bedrijfsleven dan dient dat naar sprekers gevoelen de voorkeur te hebben, al was het alleen maar omdat men dan gebruik kan maken van een kant en klaar liggend apparaat in plaats van een in elkaar gezet fonds. Spreker gelooft niet, dat het juist is de status quo te handhaven. Het is op zichzelf denkbaar, dat men de ambtenaren geheel vrij laat in hun doen en iaten en ze b.v. een bepaald bedrag beschikbaar stelt waar ze een zekere basisverzekering uit kunnen bestrijden. Spreker gelooft niet dat dat goed is, want dan zullen de gezondsten zich niet verzekeren of zich gaan verzekeren wanneer ze een beetje minder gezond worden. Daardoor onstaat automatisch een zekere anti-selectie met als gevolg de noodzaak voor de verzekeringsmaatschappijen om ook te selecteren. En dat moet nu juist op dit terrein niet plaats vinden. Waar het hier gaat om een stuk sociale zorg voor het gehele overheidspersoneel, is het nodig dat allen er in kunnen en er in gaan. De heer Zegwaart gelooft, dat in de besprekingen over dit onderwerp al herhaalde malen tot uitdrukking is gekomen, dat sprekers mening in deze niet gelijk loopt met die van de heer Mr Zeelenberg. De heer Mr Zeelenberg heeft gezegd, dat het hem onbegrijpelijk voor- komt, dat spreker het priori, zonder kennis van diens voorstel te hebben genomen, daarmede niet eens zou zijn. De heer Mr Zeelenberg heeft echter geen voorstel gedaan. Alleen heeft hij maar stukken aan het college ge- geven. Spreker weet niet of straks de heer Mr Zeelenberg een voorstel gaat doen. Ook spreker heeft natuurlijk wel van die stukken kennis ge- nomen. Spreker gelooft straks zeer juist te hebben aangeduid, zij het dan met enkele woorden, waar het grote verschil zit tussen de richting die de heer Mr Zeelenberg voorstaat en de z.g.n. I.Z.A.-regeling. Het gaat n.l. hierom, datm de regelmg zoals die in Haarlem getroffen is, de opzet van de ambtenarenorganisaties en van de overheden die zich bij de I.Z.A. e.d. hebben aangesloten, de opzet doorkruist wordt om een regeling tot stand

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1955 | | pagina 7