2e Afd.
29 September 1955.
REGELING VERLOF GEMEENTEPERSONEEL.
Aan de Raad,
Bij de behandeling van onze voorstellen nos. 95a en 95b tot wijziging
respectievelijk van het Ambtenaren- en van het Werkliedenreglement dezer
gemeente, in Uw vergadering van 28 Juli dezes jaars, werd door het lid
van Uw college de heer Zegwaart een voorstel gedaan aan ambtenaren of
werklieden bij het bereiken van een bepaalde leeftijd of diensttijd een lan-
ger verlof toe te kennen.
Genoemd voorstel werd door dit lid geconcretiseerd in zijn tot ons col-
lege gerichte brief van 2 Augustus j.l. welke brief voor U bij de stukken
ter inzage is gelegd. Het voorstel behelst een wijziging van het derde lid
van artikel 27 van het Ambtenarenreglement, waardoor dit zal komen te
luiden
„Voor de ambtenaar, die een diensttijd heeft van 15, 25 of 35 jaar of de
leeftijd heeft bereikt van 35, 45 of 55 jaar, wordt het hem toekomende
vacantieverlof vermeerderd met respectievelijk 2, 4 of 6 dienstdagen. Het
totale vacantieverlof zal nimmer meer dan 30 dienstdagen bedragen," en
een wijziging van artikel 26 van het Werkliedenreglement in dier voege,
dat in het eerste lid van dat artikel na de woorden „acht werkdagen per
jaar" wordt toegevoegd: ,,en indien zij een diensttijd van 15, 25 of 35 jaar
hebben of de leeftijd van 35, 45 of 55 jaar hebben bereikt, respectievelijk
10, 12 of 14 werkdagen per jaar".
In eerdergenoemde raadsvergadering zegden wij toe ons over dit voorstel
nader te zullen beraden. Wij zijn daarbij tot de slotsom gekomen, dat het
niet verantwoord moet worden geacht een regeling als door de heer Zeg-
waart werd voorgesteld in het leven te roepen.
Krachtens Uw besluiten van 28 Juli j.l. worden aan het personeel der
gemeente dezelfde aanspraken op verlof toegekend als voor het personeel
in rijkdienst gelden. Dit betekent voor het personeel in het algemeen een
aanmerkelijk gunstiger regeling. Bij de nieuwe regeling is een o.i. juiste
differentiatie in de duur der vacantie aangebracht naar gelang van de
aard der beklede functie. Bove.ndien bestaat bij een 30-jarig dienstverband
nog recht op 2 extra-verlofdagen. Door aan deze laatste bepaling een
uitbreiding te geven als in het voorstel is vervat zou een naar onze me-
ning goede verhouding in emstige mate worden verstoord.
Met name lijkt het ons ten enenmale niet juist, om een voorbeeld te
noemen, dat een adjunct-commies A, ook al heeft deze de leeftijd van 55
jaar bereikt dan wel een diensttijd van 35 jaar volbracht, meer verlof zou
genieten dan een in de hoogste administratieve rang van referendaris ge-
plaatste ambtenaar.
Wij vestigen er verder de aaDdacht op dat door de beperking, welke aan
het voorstel wordt gegeven, sommige ambtenaren recht op eenzelfde va-
cantie zouden hebben als de hoofden van dienst, hetgeen ons niet juist
voorkomt.
Diensttijd en leeftijd kunnen medebrengen een uitgebreidere theoretische
kennis en/of grotere practische ervaring, als gevolg waarvan hoger te
waarderen werkzaamheden kunnen worden opgedragen. Met deze factoren
wordt in het algemeen bij benoeming in een bepaalde rang rekening gehou-
den. terwijl indien deze factoren ten aanzien van reeds in functie zijnde
ambtenaren aanwezig zijn, dit, indien daartoe de gelegenheid bestaat, kan
leiden tot bevordering naar een hogere salarisklasse. Dit brengt dan in
daarvoor in aanmerking komende gevallen automatisch aanspraak op een
langer vacantieverlof mede. Er is ook daarom geen aanleiding aanwezig
om de factoren diensttijd en leeftijd in nog sterkere mate te doen mede-
spreken.