27 oktober 1955. 265 maatschappij een blik werpt, hetzij in bedrijfsarbeid, hetzij in kerkelijke of politieke arbeid, naar gelang zij en haar man dit willen. Hoe kan men nu zeggen dat alle remmen los zijn. Daar is geen sprake van. Spreekster kan uit haar ervaring in vrouwenorganisaties en het jeugdwerk en door haar contacten met hoofden van scholen, zeggen, dat juist de vrouw die buitenshuis werkt, tot zeer veel in staat is. Zij verschijnt o.a. op ouder- avonden, waar natuurlijk ook wel andere vrouwen komen. Het is echter helemaa,l niet zo, dat er b.v. statistieken zijn van grove verwaarlozing van het gezin door vrouwen die buitenshuis werken. Als dergelijke gevallen voorkomen dan zijn er toch evenzoveel gevallen van verwaarlozing aan te wijzen door vrouwen die geen baan buitenshuis hebben. Een dergelijk gezin komt niet voor rekening van staat of gemeente, maar van allerlei maatschappelijke instellingen, in de eerste plaats de kerk, van de voogdii- raad en van wat er verder is om in te grijpen als het nodig is. Als men spreekster in deze raad schaakmat wil zetten, gebruikt men het woord idealistisch, met andere woorden, het klinkt heel vriendelijk en je hart is erg goed, maar het is onbruikbaar. Spreekster is blij dat zij altijd nog idealistisch is en ook in dit geval. Er is geen enkel bewijs dat een gezin persé verwaarloosd wordt als de vrouw buitenshuis werkt. Er zijn legio gezinnen waar de vrouw constant thuis is en de zaak niet goed gaat. Indien de wethouder spreekt over de vrijheid voor de overheid kan spreekster hem wel een heel eind volgen. Spreeksters politieke vrienden en zij hebben het altijd over de vrijheid in gebondenheid. Als de wethouder 66-jarigen vergelijkt met 64-jarigen en dat een soortgelijk geval noemt kan spreekster hem werkelijk niet volgen, want daarbij liggen de kaarten toch wel heel anders. In het ene geval gaat het tussen oudere mensen en m het andere geval tussen man en vrouw. Het is spreekster opgevallen dat één ding niet door de wethouder is gezegd, n.l. dat juist de vrouwelijke en mannelijke visie samen het ideaal van werken kan zijn, waarmede de staat een weldaad kan worden be- wezen op verschillend terrein. Man en vrouw zullen, overeenkomstig Gods schepping, samen de dingen doen en samen optrekken en werken. De heer Reijnders herinnert er aan, dat het ontslag bij huwelijk van een ambtenares geboren is uit een ministerie dat geen weg wist met de werkloosheid. Het heeft toen met veel misbaar deze pietepeuterige op- lossing gezocht. Dit heeft tot gevolg gehad, dat die plaatsen allemaal bezet zijn door mensen met een gezin (misschien waren het er tot nu toe we 2 Het ging toen niet alleen tegen de gehuwde ambtenares maar °°k tegen de vrouw in algemene zin. De heer Mr. van Wijk wil nu in het ambtenarenreglement de bepaling zrnn opgenomen om niet alle gehuwde ambtenaressen te ontslaan maar toch enkele. Spreker heeft het gehad over juristen die goed en die slecht Z1Jn' ÏT ®,6n S°ed jurist een slecht og-enMik hebben en dat slechte ogenblik had de heer van Wijk nu. Wordt een ambtenares bij huweliik ontslagen b.v. om een argument dat met het huwelijk niets te maken heett, dan mist zij iedere recbtszekerheid, doordat zij geen beroep kan doen op het ambtenarengerecht. Naar aanleiding van het gesprokene door de heer Zegwaart inzake motle v,an meJ- Tendeloo merkt spreker op, dat een werkend R K vrouwelijk kamerlid dan toch maar voor deze motie stemde Spreker zal het niet over de zedelijkheid hebben die de heer Zegwaart Ib,™ H t'f gebracht Toch wil spreker tegen onzedelijkheid waar- schren- r, huwehjh en de verloving zijn heilig. Door de ambtenares bij huwelijk te ontslaan, ontheiligt men haar bestemming. Het kan dan voorkomen dat zij voor de mammon kiest en al het mooie van het huwe- lijk vergeet. Dat kan ook zedelijk onjuist zijn.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1955 | | pagina 13