26 januari 1956.
19
Spreker stelt het geval dat een eventueel in te dienen motie een meer-
derheid zal krijgen. Dan is dat een verzoek aan burgemeester en wet-
houders. Een bouwvergunning mag echter niet worden verleend tenzrj het
uitbreidingsplan zou worden gewijzigd. Men moet zich dus even m de
g-edachtengang van burgemeester en wethouders verplaatsen. Van het
college zou geen voorstel komen tot wijziging van het uitbreidingsplan.
De heer Verhoeven meent toch te moeten opmerken, dat op het moment
van het indienen van de nota, burgemeester en wethouders het jundisch
argument niet kenden. Was dat wel het geval geweest dan zou dat în de
nota zijn vermeld.
De Voorzitter antwoordt, dat dit geen vondst van hem is. Spreker kan
alleen maar zeggen dat de toelichting van burgemeester en wethouders
aan duidelijkheid te wensen heeft overgelaten. Bij de besprekmgen în het
college de wethouders zullen dit allemaal onderschrijven, îs dit argument
wel degelijk het kernpunt geweest. Het is het wezenlijke element van ons
besluit.
De heer Verhoeven wijst er op, dat, als er geen servituut bestaat, het
uitbreidingsplan gewijzigd kan worden en dan bestaat er, behalve e
argument van het gedruis dat voldoende weerlegd is, geen bezwaar tegen
inwilliging van het verzoek.
De Voorzitter is er van overtuigd dat, als rechtkundig advies zou wor-
den ingewonnen, de rechtskundige niet met zekerheid zou kunnen zeggen
dat de gemeente haar gang kan gaan.
De heer Mr. Zeelenbarg zegt, dat de voorzitter gevraagd heeft dat de
raadsleden zich verplaatsen in de gedachtengang van burgemeester en
wethouders. Spreker wil voorop stellen, dat dit voor hem moeilyk îs.
Wij moeten ons er van bewust zijn, dat het hier om iets anders gaat dan
waarover voortdurend gepraat is en dat heeft de heer van Wijk treffend
gezegd. In het contraet dat op tafel is geweest staat, dat op het mpandige
terrein bspaalde dingen niet gezet mogen worden. Dat betekent dus een
verplichting van de eigenaar van die grond ten bate van de omwonenden.
De vraag is echter of in het koopcontract van het inpandige terrem ook
deze bepaling is opgenomen. Staat dat er niet in, dan is de hele zaak
geen punt. Staat het er wel in, dan acht spreker de draagwijdte van die
bepaling in zijn tekst dermate archaïsch, dat hij van oordeel is dat er alle
aanleiding bestaat om aan te nemen, dat de rechter zal oordelen dat deze
archaïsche bepaling in deze modeme tijd niet mag respectievelijk met
behoeft te worden van toepassing verklaard op een moderne apparatuur
als automobielen. Maar dat moet eerst nog worden onderzocht. Is deze
bepaling onderzocht, dan speelt pas de vraag van de rust en wat dies
meer zij En dan moeten wij, sprekend over deze onderwerpen, vooral op-
passen dat wij niet door een overvloed van argumenten teveel willen
bewijzen, want dan glijdt men uit, zoals strakjes de heer Scheer helaas
js uitgegleden waar hij sprak over de bouw van deze boxen met rolluiken
die dan volgens wethouder van Lent wel met klapdeuren zal geschieden en
hij veronderstelde dat als de gemeente deze boxen zou bouwen het dan
wel goed zou zijn en wanneer een particulier dit zou doen dat deze dit
met het oog op de winst wel verkeerd zou doen. Het spijt spreker dat hij
dit in zijn fractiegenoot als een uitglijden moet signaleren.
De Voorzitter noemt de stelling van de heer Mr. Zeelenberg dat het
koopcontract van het inpandige terrein deze bepaling zou moeten mhou-
den natuurlijk onjuist. Anders zouden rechten die verkregen zijn, door
een'eenvoudig contract tussen 2 anderen teniet worden gedaan. Inmiddels
heeft de heer Verhoeven een motie ingediend, die, naar spreker meent,
voldoende wordt ondersteund. Alvorens hierover te laten stemmen wil