-
i
31 januari 1956.
93
dat is sprekers schuld niet, dat spreker scherpe kritiek had op de heden-
daagse vorm van bejaardenzorg. Dit is echter niet een specifiek Heem-
steedse aangelegrenheid. Het ligt toch voor de hand, zoals ook de heer
van Bruggen dat gevoeld heeft, dat spreker daarbij het oog had op de
hele nederlandse samenleving. Wanneer men over zo iets spreekt in Heem-
stede, dan is het logisch dat men zijn betoog toelicht en illustreert met
Heemsteedse cijfers en Heemsteedse gebeurtenissen. Wanneer spreker
b.v. daarover zou spreken in Helmond, dan zou spreker natuurlijk niet
zeggen dat burgemeester en wethouders van Heemstede een bepaald
standpunt innemen, doch zou hij zich vergewissen van wat er op dat punt
in Helmond aan de orde is en daar eventueel wat van zeggen.
De zaak zelf ligt spreker ontzettend zwaar, omdat we hier te doen
hebben met een vraagstuk dat in steeds klemmender mate en in veel
massaler vorm op ons afkomt dan wij ons wel realiseren. Er hebben de
laatste 50 jaar een groot aantal sociaal medische verbeteringen plaats
gehad. De woningwet b.v. heeft tot gevolg dat we langer leven. De t.b.c.
is praktisch teruggedrongen, tal van ziekten van de middelbare leeftijd
zijn beteugeld. Maar dit zijn allemaal dingen waar de bejaarden van het
ogenblik niet meer van hebben kunnen profiteren. Dit zijn allemaal dingen
die een enorme uitbreiding hebben gegeven aan het aantal beneden-65-
jarigen. Ten tijde dat de jongste bejaarde geboren werd waren er nog
geen woningwetwoningen. De grote toename van het aantal beneden-65-
jarigen zou normaal moeten leiden tot een relatieve verzwakking van het
percentage bejaarden, die van al die betere dingen niet hebben kunnen
profiteren. We zien echter dat het aantal bejaarden op ontstellende en
verbluffende wijze toeneemt. Beroepsmatig, en om geen misverstanden
te kweken bedoelt spreker met beroepsmatig niet ambtshalve, heeft spre-
ker zich de laatste maanden in dit vraagstuk verdiept en daarvoor een
enorme hoeveelheid demografische en sociologische gegevens van tien-
tallen plaatsen verzameld. Het spreekt vanzelf dat de cijfers van een
plaats als Heemstede enerzijds en b.v. een jonge industriegemeente als
Eindhoven anderzijds, verschillend zijn, maar de tendens is overal in een
verbluffende mate aanwezig. Wanneer spreker Heemstede als voorbeeld
neemt en hij wil met grote nadruk daar de aandacht voor vragen, dan
waren in 19iö van elke 1000 Heemstedenaren 62 mensen bejaard. In 1930,
toen de woningverbeteringen en de sociale maatregelen 20 jaar gewerkt
hadden, was dat aantal in Heemstede nog niet hoger gekomen dan 64 per
1000 mensen en toen had de gemeente toch al een periode achter de rug
waarin zij zich ontwikkelde als vestigingsplaats voor gerepatrieerden, ren-
teniers e.d. Toen kwam de oorlog. Men weet dat in de oorlog een fan-
tastisch aantal oude mensen is overleden. In 1948 waren er echter al
88 en in 1955 al 104 bejaarden per 1000 inwoners, terwijl dat aantal op
het ogenblik al bijna 110 is. Dat is 11% van de bevolking. Sedert 1930
is onze Heemsteedse bevolking toegenomen met 75% maar de groep
bejaarden is toegenomen met 182 en dat gaat zo maar door. De beiaar-
dengroep wordt steeds groter en wordt in zich ook steeds ouder. Want
in 1930 was 23% van de bejaarden boven 75 jaar, in 1948 was dat ai
30% en nu is het al 35%. En dat leidt tot allerlei noodzakelijke maat-
schappelijke dingen o.a. zal het moeten leiden tot een herziening van de
tijdsbesteding van de bejaarden waarmede spreker niet bedoelt de vrije
tijdsbesteding. Wij gaan als volk dit jaar waarschijnlijk de wet op de
ouderdomsvoorziening aannemen, waarbij het principe wordt doorgevoerd
dat alle beneden-65-jarigen de verplichting op zich nemen om te zorgen
voor de boven-65-jarigen. De cijfers geven echter aan, want ze gelden
voor het hele land, dat minstens binnen 2 generaties maar hoogstwaar-
schijnlijk binnen 1 generatie, er een zodanige verschuiving in het aantal
beneden-65-jarigen en boven-65-jarigen is gekomen, dat de laatste groep
te groot zal worden om onderhouden te worden door de beneden-65-ja-
1