14. FEB.-.357
van schoolboeken, leermiddelen en schoolbehoeften dient, ook wegens de
minder goede kwaliteit van de boeken, een verhoging te ondergaan.
Voor het openbaar gewoon lager onderwijs is, evenals voor het soort-
gelijk bijzonder onderwijs, rekening gehouden met de aanstelling van
boventallig onderwijzend personeel.
De kosten van onderhoud van het gebouw der Bronsteeschool zijn m
vergelijking met 1956 belangrijk gestegen, hetgeen veroorzaakt wordt
door het schilderen van alle buitenhout- en ijzerwerken van het oude
gedeeltô.
Ook voor aanschaffing van boeken enz. is 1, per leerling meer uit-
getrokken dan in 1956. Het eerste gedeelte van de verbouwing van de
Bronsteeschool is inmiddels tot stand gekomen en gehoopt wordt, dat het
tweede gedeelte binnen niet te lange tijd eveneens uitgevoerd zal mogen
worden.
Als gevolg van de stijging van de kosten van het openbaar uitgebreid
lager onderwijs vermeerderen ook de materiële exploitatiekosten van het
bijzonder uitgebreid lager onderwijs.
De kosten van het vakonderwijs aan de bijzondere scholen voor gewoon
lager onderwijs zijn met 6000,— gestegen en die aan de scholen voor
uitgebreid lager onderwijs met 2600,
KLEUTERONDERWIJ S.
Als gevolg van de op 1 januari 1956 in werking getreden Kleuteronder-
wijswet zijn ten aanzien van het kleuteronderwijs in vorige begrotingen
voorkomende posten gewijzigd of vervallen en nieuwe opgenomen.
Ook deze wet huldigt het principe van financiële gelijkstelling van het
openbaar- en bijzonder onderwijs.
Zowel voor het openbaar- als voor het bijzonder kleuteronderwijs wor-
den de volgende kosten door het Rijk vergoed:
a. de salarissen van de hoofdleidsters en leidsters,
b. de materiële exploitatiekosten en
c. de kosten van stichting en inrichting van schoolgebouwen.
Het aantal leerkrachten, wier salaris voor rijksvergoeding in aanmer-
king komt, is afhankelijk van het aantal kinderen, dat een kleuterschool
bezoekt; als minimum leeftijd van een kleuter voor toelating is 4 jaar
gGStGlcl.
De rijksvergoeding van de exploitatiekosten omvat een door de minister
van onderwijs, kunsten en wetenschappen voor het jaar 1956 vastgestelde
vergoeding van 725,p:r lokaal in de kosten van het onderhouden,
verlichten, verwarmen en schoonhouden van schoolgebouwen en van 8,50
per kleutér in de kosten van het onderhoud van de schoolmeubelen, het
ontwikkelingsmateriaal, de hulpmiddelen en schoolbehoeften.
Aangezien deze bedragen voor 1957 nog niet zijn vastgesteld zijn bij
de raming voor dit jaar de voor 1956 geldende bedragen aangehouden.
Geraamd is aan uitgaven per lokaal 774,75 en per kleuter 12,38.
Hetgeen terzake van de onder b genoemde kosten door de gemeente
meer wordt uitgegeven dan 725,per lokaal en 8,50 per kleuter moet
na afloop van het 5 jaarlijks tijdvak 1956 t/m 1960 aan het bijzonder
onderwijs worden vergoed. Het lijkt daarom gerechtvaardigd hiervoor
op de begroting voor het dienstjaar 1957 een bedrag op hoofdstuk VIH
paragraaf 11 te reserveren.
De vergoeidng, welke strekt ter bestrijding van de onder c genoemde
kosten, wordt bepaald met inachtneming van het jaar, waarin de school-
gebouwen zijn gesticht en van het aantal lokalen, dat in verband met het
aantal leidsters, wier bezoldiging van rijkswege wordt vergoed, nood-