14 februari 1957. 24 volgen gedragslijnen voorschrijven, dreigen goede grondslagen van wetten en op zichzelf goed bedoelde constructies geheel te worden uitgehold. Ten aanzien van de beperkingen in de gemeentelijke bestedingen wor- den in de circulaire van 14 januari op zodanige wijze voorschriften ge- geven, dat de vrees voor feitelijke ontneming van inhoud aan de toch met de mond zo gaarne gewilde gemeentelijke autonomie, alleszins gerecht- vaardigd is. Voortaan zal er geen spade in de grond mogen worden ge- stoken voor van gedeputeerde staten een bericht van geen bezwaar is ontvangen. Dat nu gaat ons te ver. Hier wordt de gemeentelijke autonomie in zijn kern getroffen. Hier wordt verantwoordelijkheidsbesef voor de eigen handelingen in eigen kring in plaats van gestimuleerd juist in hoge mate verzwakt. Nu zijn wij ons zeer goed bewust van het feit, dat deze aangelegenheid zeker niet voor alle gemeenten praktisch van evenveel gewicht is, maar principieel ligt ze wel overal gelijk en het is dan ook om deze redén, dat wij hier en nu zo diep op deze kwestie ingaan. Met instemming vestigen wij ook de aandacht op de bezwaren, welke door de gemeente Rotterdam tegen deze methode zijn ingebracht, bezwaren welke zich evenmin als de onze richten tegen de in beginsel geboden bestedingsbeperking, maar voor- al tegen de methode, welke hier wordt gebezigd om de zekerheid te krijgen, dat wij tot de bestedingsbeperking komen. Zoals reeds in het begin van deze beschouwingen naar voren gebracht, is een van de omstandigheden welke ons een gevoel van onbehagen geven: de onzekerheid van onze positie. Wij weten niet waar wij staan en kunnen niet zeggen hoe zwaar wij wegen. Wel weten wij, dat onze positie minder is dan toen wij de begroting over 1956 behandelden. De uitkeringen uit het gemeentefonds kunnen natuurlijk meevallen, maar het is gevaarlijk daar al te veel op te bouwen. De winsten uit de bedrijven zullen zeker minder worden. Wij houden er zelfs voor de toekomst rekening mee al zal dit dan nog wel wat jaren duren dat die winsten geheel ver- dwijnen doordat wij een geheel andere wijze van gas- en elektriciteits- voorziening in het verschiet zien. Op deze plaats willen wij zelfs naar voren brengen, dat wij een aansluiting van de Heemsteedse elektriciteits- verbruikers aan het P.E.N. in het belang van de verbruikers achten en derhalve zouden toejuichen. Het behoeft geen nadere toelichting, dat dit op het beeld', dat dan onze begroting zou geven van grote invloed 'zou zijn. De wijziging in de prijzen, waartegen wij stroom, gas en water kopen, zal zijn invloed op de tarieven van de Heemsteedse verbruikers hebben. Wanneer daardoor de tarieven moeten worden verhoogd, zijn wij van mening, dat deze verhoging door alle verbruikers (particulieren en be- drijven) in gelijke mate moet worden gedragen, zij het dat een bepaald minimum verbruik (met eerste levensbehoeften op één lijn te stellen) tegen speciaal tarief geleverd moet kunnen blijven worden. Het zal u niet verwonderen, dat wij het in verband met het voorgaande, noodzakelijk achten de financiële positie van de gemeente zo sterk moge- lijk te houden. Wij zijn bereid om na totstandkoming van een algemene huurverhoging het niveau van de straatbelasting nog eens onder ogen te nemen. Dit deel van onze algemene beschouwingen samenvattend, kan onze conclusie dus geen andere zijn dan een tweeledige waarschuwing: weest waakzaam op het punt van het werkelijk voortbestaan van de autonomie en vergewis u, of de autonomie niet door de methode van regeren door de centrale overheid in feite om hals wordt gebracht, zorgt dat wij ook waard zijn en in staat zijn baas in eigen huis te blijven en besef, dat als het er met de gemeentelijke autonomie kritiek gaat uitzien, het ons be- slist moeilijker gemaakt zal worden wanneer men ons voor de voeten kan werpen, dat wij reeds getoond hebben eigenlijk financieel slechts aan de hand van de grote broer te kunnen lopen en onze eigen verantwoorde-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1957 | | pagina 13