14 februari 1957.
36
weeg brengt. Doch dit is niet het voornaamste. De intrekking van dit
voorstel heeft ons bovenmate bevreemd omdat bij de indiening daarvan
burgemeester en wethouders te kennen gaven, dat „de begroting een met
onbelangrijk tekort op de gewone dienst aangeeft" en „om dit tekort zo-
veel mogelijk te beperken hebben wij gemeend U o.m. te moeten voor-
stellen het tarief dezer belasting andermaal te verhogen door bovenge-
noemd pereentage van 4 op 6 te brengen".
Sprekende over het terugkomen op een eens ingenomen standpunt, ter-
zake het kleuteronderwijs, heeft de heer Verhoeven in zijn rede opgemerkt,
dat geen verstandig mens iemand zal aanvallen als hij terugkomt op het-
geen hij vroeger verkeerd deed. Maar de heer Verhoeven heeft het vorig
jaar, zie blz. 31 van de notulen, o.m. gezegd: „Wat de straatbelasting be-
treft is sprekers fractie van mening, dat deze verhoging niet moet wor-
den 'gezien als een te zware last voor de eigenaars van huizen in deze
gemeente. Het is onzin deze straatbelastingverhoging min of meer pathe-
tisch te zien als fnuikend voor de woningbezitter. Het gaat slechts om
betrekkelijk zeer geringe bedragen die buitendien aftrekbaar zijn voor de
inkomstenbelasting. Onze ingezetenen verkeren inderdaad nog in een
veel gunstiger positie dan de ingezetenen van andere gemeenten, omdat
de maximum straatbelasting niet wordt geheven. Wij zien de noodzake-
lijkheid van deze verhoging dus in, ook al zijn wij van mening, dat de
totale belastingdruk inderdaad zwaar mag worden genoemd."
In de memorie van antwoord echter schrijven burgemeester en wet-
houders dat door de meerderheid van hun college besloten is het voor-
stel tot 'verhoging der straatbelasting in te trekken. Voorgesteld wordt nu
het nadelige verschil ad 59.500,— bij gebreke van andere middelen, bij
het reeds aan de saldi-reserve te onttrekken bedrag te voegen. Op dezelf-
de bladzijde bij punt 2 der memorie van antwoord lezen we echter dat: „In
het licht van het vorenstaande (het ging over de regeling Oud) blijven
wij dan ook een slechts bescheiden gebruik van de gemeentelijke reserves
geboden achten." Hier klopt iets niet en een nadere verklarmg ten deze
van burgemeester en wethouders is ons inziens zeer gewenst, aangezien
wij hieruit niet kunnen lezen of het de bedoeling is, zoals het in de vraag
tot uiting komt, of burgemeester en wethouders nâ de eventuele huur-
verhoging alsdan met dit voorstel zullen komen. Tenzij deze verklarmg
bevrediging geeft, is er dezerzijds een initiatiefvoorstel te verwachten,
gelijkluidend aan het thans ingetrokken voorstel van burgemeester en
wethouders.
Wij kunnen in het algemeen het slot van het antwoord op vraag 2 on-
derschrijven dat men in tijden van hoogconjunctuur moet zien te sparen
en dus als het kân, reserves kweken, echter onder voorbehoud dat zulks
niet gaat ten koste van sociale en culturele voorzieningen, alsmede van
noodzakelijke uitbreidingen en onderhoud van gebouwen en goederen. Hier
zal de juiste middenweg moeten worden bewandeld, opdat niet door net
uitstellen van uitgaven voor investeringen e.d. in een opgaande tijd, deze
in een neergaande tijd zeker niet gedaan kunnen worden en de kans ge-
lopen wordt dat van het doen van uitgaven voor noodzakelijke zaken als-
dan in het geheel niets meer kan komen.
Naar aanleiding van het antwoord op vragen welke betreffen de be-
groting van de gas-, water- en elektriciteitsbedrijven zien wij met belang-
stelling voorstellen tot herziening der tarieven tegemoet. Wij kunnen met
de voorgestelde stelposten in zöverre akkoord gaan, dat uit de genoemde
voorstellen zal moeten blijken, dat bij het samenstellen der tarieven ter-
dege rekening wordt gehouden met de draagkracht der verschillende be-
volkingsgroepen en dat in elk geval het verbruikskwantum voor de ge
zinstarieven met 20 wordt verhoogd.
Wat de woningbouw betreft blijven wij het mét burgemeester en wet-