14 februari 1957.
54
zelf, wat îs deze man toch hyper conservatief in zijn beschouwingen. In
het boek „Littie Doris" van Dickens komt een huisjesmelker voor, maar
dit genus is al sedert 50 jaren uitgestorven. Daarom moet spreker'eerlijk
zeg-gen dat deze beschouwingen ten opzichte van de huren en de huisjes-
meikers volkomen geantiqueerd zijn.
De heer Verhoeven heeft er terecht aan herinnerd, dat Lieftinck, toen
noë C.H. was, en spreker gelooft dat hij dat economisch wel heeft
volgehouden gezegd heeft, dat, als men de conjunctuurgolven wil af-
remmen men ten tijde van de hoogconjunctuur moet beperken om in staat
te zijn ten tijde van de laagconjunctuur bepaalde bedragen te besteden.
Dat îs natuurlijk theoretisch prachtig maar psychologisch moeilijk. Want
maak het de mensen nu maar eens wijs dat er beperkt moet worden ter-
wijl het met direct nodig is. In beginsel is spreker het er echter volkomen
mee eens.
Iets minder optimistisch dan de heer Verhoeven is spreker over de
kwestie van de consumptiebeperking. Die zal wel iets langer duren dan
men gewoonlijk meent. In de eerste plaats omdat wij op het ogenblik
een algemene prijsstijging waamemen in het buitenland, die uit de aard
der zaak een behoorlijke invloed zal hebben ten opzichte van de kosten
van grondstoffen, halffabrikaten e.d. en ten opzichte van de vrachtprijzen
met alles wat daarmede samenhangt. In de tweede plaats wil spreker op-
merken, de heer Verhoeven heeft het zelf gezegd, dat de overheid dikwijls
wa„ langzaam aan de gang komt om iets in orde te brengen maar dat de
overheid eveneens langzaam is in de periode dat het wat naar beneden
moet. In de derde plaats gelooft spreker, dat er, ook in de toekomst op
zichzelf algemene factoren zijn die de bestedingen moeten gaan verhogen
Spreker noemt hiervoor de kwestie van de noodzakelijke stijging van de
huren en de noodzakelijkheid om op zeer korte termijn tot een algemene
weduwen- en wezenverzekering te komen. Met dit laatste probleem is niet
mmder dan 100 millioen gulden gemoeid. Dit alles bij elkaar overwegen-
de, îs spreker ten opzichte van het tempo en van de duur van de heersing
van de algemene factoren ten opzichte van de consumptiebeperking niet
al te optimistisch.
In een algemene formule uitgedrukt zou spreker willen zeggen- voor
zover met tegengesproken, word ik geacht geheel akkoord te gaan met
hetgeen door de leden van het college is gezegd. Als spreker het zo zegt,
an weet men dus, dat hij in enkele punten misschien nog in een nuance
verschilt.
S'preker wil gaame nog eens onderstrepen wat de heren Verhoeven en
van Houten ten aanzien van de gemeente-rekening hebben gezegd. Haar-
mate een begroting meer gaat afwijken van de te verwachten werkelijk-
heid en dat constateren we de laatste jaren herhaaldelijk wordt de
rekening meer van betekenis, omdat in die rekening staat wat er werke-
lijk is gebeurd. Zolang we niet een stelsel hebben van balans en verlies-
en winstrekening, gelooft spreker dat, om de werkelijkheid te fixeren
meer naar de rekening moet worden gekeken dan tot nu toe in het ver-
leden is gescnied.
A1 zou spreker het volkomen eens zijn met wat de heren van Houten
en Verhoeven gezegd hebben nl. dat er bepaalde dingen zijn die urgent
moeten gebeuren, ten opzichte van het tempo waarin zeer reële wensen
moeten worden gerealiseerd, toch zal men hoogst voorzichtig moeten zijn
Spreker wil de heer Reijnders, die gemakkelijker denkt als wij, verwijzen
naar wat diens partijgenoot Hofstra in de Staten Generaal heéft gezegd
Toen is de opmerking gemaakt, die echter niet in de Handelingen voor-
komt: „Wat Hofstra nu zegt omtrent inflatiebestrijding, had Colijn ook
kunnen zeggen.' Waaruit blijkt, dat, wanneer men voor de verantwoorde-
lijkheid staat, men dezelfde dingen doet .onafhankelijk van de kleur die