2e Afd.
25 april 1957.
DEELNEMING IN DE N.V. GASVOORZIENING
NOORDWEST-NEDERLAND.
Aan de Raad,
Xn de staatsbladen nos. 73 en 74 van dit jaar zijn een tweetal wetten
opgenomen, die van groot belang moeten worden geacht voor de lande-
lijke gasvoorziening. Zij zijn de „Aanwijzingswet Staatsgasbedrijf" en de
wet betreffende deelneming door het rijk in de financiering van een op te
richten Nederlandse Naamloze Vennootschap welke zich de coördinatie
van de afstandsgasvoorziening in Nederland ten doel stelt.
Deze naamloze vennootschap, de Nationale Gas Maatschappij, hierna te
noemen N.G.M., zal een coördinerende taak hebben, welke kan worden
samengevat in de volgende punten:
1. het ten nutte maken van (tijdelijke) gasoverschotten in een bepaald
gebied door levering aan andere gebieden
2. het opvangen van (tijdelijke) tekorten aan afstandsgas en/of plaatse-
lijke gasproduktiecapaciteit;
3. besparing op de gezamenlijke spitscapaciteit;
4. onderlinge hulpverlening in geval van storingen in de gaslevering.
Aan de N.G.M. zullen deelnemen:
a. de grote producenten van afstandsgas, te weten het Staatsgasbedrijf,
de Hoogovens en de Staatsmijnen
b. de als grote producenten te beschouwen grote gemeenten nl. Amster-
dam, Rotterdam en 's-Gravenhage;
c. een zestal ,,regionale organen" van samenwerkende gasdistribuanten.
Als één der verzorgingsgebieden, waarvoor een dergelijk orgaan kan
worden ingesteld, wordt Noordwest-Nederland beschouwd. Met het oog
op de vertegenwoordiging van dit verzorgingsgebied in de N.G.M. is het
van belang, dat het regionaal orgaan spoedig tot stand komt.
Op grond van de gebleken behoefte aan samenwerking met betrekking
tot de gasvoorziening in de provincie Noordholland werd, op instigatie
van de afdeling Noordholland van de Vereniging van Nederlandse Ge-
meenten, een commissie gevormd tot bestudering van de toekomstige gas-
voorziening in dit gewest.
Door deze commissie werd een Technische Subcommissie ingesteld,
welke tot opdracht kreeg een technisch-economisch rapport uit te bren-
gen over de toekomstige gasvoorziening van het district Noordwest-Ne-
derland. Nadat deze subcommissie op 7 september 1950 een rapport had
uitgebracht, werd haar later verzocht dit rapport te herzien in verband
met de inmiddels gewijzigde omstandigheden.
Gevolg gevende aan dit verzoek deed zij op 7 juli 1955 een rapport het
licht zien, blijkens hetwelk samenwerking wenselijk werd geacht met be-
trekking tot:
a. eventuele uitbreiding van bestaande of oprichting van nieuwe plaatse.
lijke produktie- of bergingsinstallaties;
b. het zoeken naar mogelijkheden voor de meest gunstige belasting van
spitsgasinstallaties
c. het zo doelmatig en economisch mogelijk gebruik maken van het ter
beschikking zijnde of komende afstandsgas;